ECLI:NL:RBMNE:2023:1

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
10097262 \ LC EXPL 22-2003
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en niet-nakoming van betalingsregeling

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, vordert de eiseres, een B.V., betaling van onbetaalde facturen door de gedaagde, die onder een handelsnaam opereert. De eiseres heeft facturen verzonden voor geleverde goederen in de periode van 16 november 2021 tot en met 31 december 2021, maar de gedaagde heeft deze niet binnen de gestelde termijn van 30 dagen betaald. Ondanks herhaalde betalingsverzoeken en een toezegging van de gedaagde om het openstaande bedrag van € 5.212,44 op 2 februari 2022 te voldoen, heeft de gedaagde deze toezegging niet nagekomen.

Er zijn meerdere betalingsregelingen afgesproken, maar de gedaagde heeft deze niet correct nageleefd. De eiseres heeft uiteindelijk besloten om een gerechtelijke procedure te starten, nadat de gedaagde niet op de laatste betalingsregeling had gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de hoofdsom van € 2.037,22 moet betalen, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde in verzuim is geraakt door het niet nakomen van de betalingsverplichtingen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen geldige betalingsregeling meer bestaat en dat de gedaagde niet tijdig heeft gereageerd op de verzoeken van de eiseres. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.035,30. Het vonnis is uitgesproken op 4 januari 2023 door mr. D.M. Staal en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 10097262 \ LC EXPL 22-2003
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: BVCM Collections B.V. ,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord
- twee aktes vermindering van eis
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft de mogelijkheid gekregen om te reageren op de conclusie van repliek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft zaken verkocht en geleverd aan [gedaagde] . Daarvoor heeft zij facturen aan [gedaagde] gestuurd over de periode van 16 november 2021 tot en met 31 december 2021. [gedaagde] heeft deze facturen niet betaald voor het verstrijken van de betalingstermijn van 30 dagen na factuurdatum.
2.2.
Vanaf eind december 2021 / begin januari 2022 hebben [eiseres] en haar gemachtigde diverse betalingsverzoeken en sommaties aan [gedaagde] verstuurd. Daarbij is aanspraak gemaakt op vergoeding van rente en incassokosten volgens de algemene voorwaarden van [eiseres] . [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan de sommaties.
2.3.
Op 28 januari 2022 heeft [gedaagde] toegezegd het op dat moment aan facturen openstaande bedrag van € 5.212,44 op uiterlijk 2 februari 2022 in zijn geheel te voldoen. [gedaagde] is deze toezegging niet nagekomen.
2.4.
Op 8 februari 2022 hebben [eiseres] en [gedaagde] een betalingsregeling afgesproken. [gedaagde] kwam deze niet correct na.
2.5.
Op 13 juni 2022 kwamen [eiseres] en [gedaagde] een nieuwe betalingsregeling overeen. Op grond van deze regeling moest [gedaagde] vanaf 5 juli 2022 maandelijks € 650,00 aan [eiseres] voldoen, met een laatste betaaltermijn op 5 november 2022. Daarbij heeft [eiseres] zich het recht voorbehouden om bij niet of niet tijdige betaling, de regeling te ontbinden en de incassoprocedure voort te zetten voor het volledige openstaande saldo.
2.6.
[gedaagde] heeft zijn eerste betaling niet op 5 juli maar op 15 augustus 2022 gedaan. Hij heeft toen € 100,00 betaald. Daarna volgden op 19 september en 17 oktober 2022 nog twee betalingen van respectievelijk € 800,00 en € 100,00.
2.7.
Bij brief van 13 juli 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan [gedaagde] laten weten dat een buitengerechtelijk traject niet langer tot de mogelijkheden behoorde. Om een gerechtelijke procedure te kunnen voorkomen werd [gedaagde] tot 20 juli 2022 in de gelegenheid gesteld om de openstaande vordering, vermeerderd met rente en incassokosten te voldoen. [gedaagde] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.8.
[gedaagde] heeft over de periode van 9 februari 2022 tot en met 17 oktober 2022 verschillende betalingen aan [eiseres] verricht, in totaal een bedrag van € 4.450,00.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiseres] vordert, na eiswijzigingen - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van (€ 3.037,22 - € 900 =) € 2.137,22 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. De vordering ziet op onbetaald gebleven facturen voor door [eiseres] aan [gedaagde] geleverde zaken.
3.2.
[gedaagde] heeft de omvang en verschuldigdheid van de hoofdsom niet, althans onvoldoende betwist. Hij stelt zich echter op het standpunt dat hij deze nog niet hoeft te betalen omdat er sprake is van een betalingsregeling. Volgens [gedaagde] doet hij nog steeds betalingen aan [eiseres] , waarbij hij soms wat meer en soms wat minder betaalt dan is afgesproken. Volgens de betalingsregeling moet het totaal verschuldigde bedrag pas in november 2022 volledig zijn voldaan. [gedaagde] stelt daartoe bereid te zijn, maar [eiseres] is al in september 2022 tot dagvaarding overgegaan. Naar de kantonrechter begrijpt, vindt [gedaagde] daarom dat [eiseres] onnodig of te vroeg tot dagvaarding is overgegaan en zou dat reden zijn om de door [eiseres] gevorderde proceskosten af te wijzen.
3.3.
De kantonrechter zal een bedrag van € 2.037,22 aan hoofdsom toewijzen, waarbij rekening is gehouden met een bedrag van € 100,00 dat [eiseres] nog op 17 oktober 2022 van [gedaagde] heeft ontvangen en volgens [eiseres] in mindering strekt op de (na eiswijzigingen)
gevorderde hoofdsom. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- de onbetaald gebleven facturen (zie sub 2.3.) € 5.212,44
- de contractuele rente tot datum dagvaarding € 492,91
- buitengerechtelijke incassokosten € 781,87 +
________
€ 6.487,22
voldaan door [gedaagde] (zie sub 2.8.) € 4.450,00 -/-
________
nog te voldoen aan hoofdsom € 2.037,22
3.4.
Bij het vaststellen van het op dit moment nog door [gedaagde] verschuldigde bedrag neemt de kantonrechter met [eiseres] aan dat [gedaagde] de contractuele rente van 1,5% per maand en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Dit volgt uit de algemene voorwaarden van [eiseres] , waarvan de toepasselijkheid niet door [gedaagde] is betwist. De contractuele rente is verschuldigd doordat [gedaagde] in verzuim is gekomen door het laten verstrijken van de betalingstermijn voor de facturen. Dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht door de gemachtigde van [eiseres] is bovendien voldoende onderbouwd. [eiseres] heeft vanaf januari 2022 (zie hierboven, sub 2.2.) bij herhaling aanspraak op deze rente en op de incassokosten gemaakt. Daar komt bij dat deze posten deel uitmaakten van de betalingsregeling van 13 juni 2022, waarmee kan worden aangenomen dat [gedaagde] de omvang en verschuldigdheid van die posten heeft erkend. In deze procedure heeft [gedaagde] ook geen verweer tegen de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten gevoerd. [gedaagde] gaat in zijn e-mail van 20 september 2022 aan de gemachtigde van [eiseres] (overgelegd bij conclusie van antwoord) weliswaar uit van een ander (lager) aan [eiseres] verschuldigd bedrag, maar op de inhoud van die e-mail doet [gedaagde] geen enkel beroep en ook overigens legt hij nergens uit waarom hij alleen het nog openstaande bedrag van de facturen en niet ook de contractuele rente en incassokosten zou moeten betalen. Het door [eiseres] gevorderde bedrag aan incassokosten van € 781,87 is redelijk te achten gelet op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Tot slot leidt toepassing van artikel 6:44 BW ertoe dat de tot de dagvaarding verschenen contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten inmiddels volledig zijn voldaan. De gevorderde contractuele rente over de hoofdsom met ingang van de datum na dagvaarding wordt ook toegewezen omdat daar geen verweer tegen is gevoerd.
3.5.
Anders dan [gedaagde] meent, is er naar het oordeel van de kantonrechter geen geldende betalingsregeling meer en is het onder 3.3. genoemde bedrag opeisbaar. Toen [gedaagde] de betalingsregeling van 13 juni 2022 al bij de eerste betaaltermijn niet nakwam, en ook een betalingsherinnering geen effect had, heeft de gemachtigde van [eiseres] bij brief van 13 juli 2022 te kennen gegeven dat [eiseres] afziet van buitengerechtelijke oplossingen. [gedaagde] werd daarop nog eenmaal in de gelegenheid gesteld om voor 20 juli 2022 het volledig openstaande bedrag - € 5.212,44 plus rente en incassokosten, verminderd met de door [gedaagde] tot dat moment verrichte deelbetalingen - te betalen, bij gebreke waarvan tot dagvaarding zou worden overgegaan. Uit deze brief kon [gedaagde] redelijkerwijs niet anders afleiden dan dat de betalingsregeling van 13 juni 2022 als ontbonden en daarmee als vervallen moest worden beschouwd en een gerechtelijke procedure zou volgen als niet alsnog het volledig openstaande bedrag werd betaald. Niet gesteld of gebleken is dat er na deze brief een nieuwe betalingsregeling is afgesproken op grond waarvan het [gedaagde] zou vrijstaan om zelf te bepalen welk bedrag hij wanneer voldoet zolang het volledige bedrag maar voor november 2022 zou zijn voldaan. Voor zover dat al niet duidelijk zou zijn aan [gedaagde] , heeft [eiseres] ook bij e-mail van 21 september 2022 (door [gedaagde] overgelegd bij conclusie van antwoord) nog aan hem laten weten dat de betalingsregeling was vervallen en hij niet meer tot november de tijd had om tot betaling over te gaan.
3.6.
Aangezien [gedaagde] na vele maanden en ondanks herhaalde betalingsverzoeken en sommaties nog steeds niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting jegens [eiseres] , kan niet worden gezegd dat [eiseres] onnodig of te vroeg tot dagvaarden is overgegaan. Het enkele feit dat [gedaagde] gedurende de periode van 9 februari 2022 tot en met 17 oktober 2022 verschillende deelbetalingen heeft gedaan, maakt dat niet anders. Het stond hem niet vrij zelf te bepalen wanneer hij wat aan [eiseres] betaalde. Verder had [gedaagde] de griffierechten nog kunnen voorkomen door voor de eerst dienende dag (28 september 2022) tot volledige betaling over te gaan, zoals [eiseres] hem bij het uitbrengen van de dagvaarding en ook nog bij e-mail van 21 september 2022 te kennen heeft gegeven. Ook dat heeft [gedaagde] niet gedaan.
Dit betekent dat [gedaagde] , als de partij die ongelijk krijgt, in de proceskosten wordt veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
112,30
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
436,00
(2,00 punten × € 218,00)
Totaal
1.035,30

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.037,22, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand over het toegewezen bedrag, met ingang van de dag na dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.035,30,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.