4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Plaats delict: [adres] Vleuten , gemeente Utrecht.
Op donderdag 11 maart 2021 om 15:34 uur was ik aan het werk bij de [winkel] . Ik zag dat er een zwarte vuilniszak op de toonbank werd neergelegd. Ik zag dat er een andere jongen met een mes om de kassa kwam gelopen en vlak naast mij kwam staan. Ik zag dat de jongen met het mes dicht bij mij stond. Ik zag en voelde dat hij het mes tegen mij aan hield, net onder mijn boezem. Ik hoorde dat de jongen met het mes het volgende tegen mij zei:
- Doe de kassalade open.
- Schiet op.
Het is mij gelukt om de kassalade te openen en ik heb zelf het geld uit de kassalade gepakt en deze in de vuilniszak gedaan. Het waren ongeveer 2 of 3 briefjes van 20 euro, hooguit 8 briefjes van 10 euro, ongeveer 4 of 5 briefjes van 5 euro en nog wat bakjes met klein muntgeld. Ik zag dat de jongen met de zwarte handschoenen de vuilniszak van de kassa af pakte. Ik zag dat de jongen met het mes weer om de kassa heen liep in de richting van de uitgang.
Uit het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige ] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik was op donderdag 11 maart 2021, omstreeks 16:00 uur, in de [winkel] aan de te Vleuten. Ik hoorde iemand zeggen: geef mij je geld, doe de kassa open of woorden van gelijke strekking. Ik zag twee mensen staan. Ik kan de personen als volgt omschrijven:
De grote persoon:
- Man
- Capuchon
- Blauw mondkapje
De kleine persoon:
- Man
- Gebreide muts
- Mondkapje.
Uit verklaringen van [medeverdachte 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
V: En wat gebeurde er in de auto.
A: Ik heb me samen met [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) in de auto omgekleed. Ik deed de kleding aan die ik net noemde. Ik pakte een mes en gaf [medeverdachte 2] ook een mes. Ik pakte een vuilniszak en ben toen uit de auto gegaan. We liepen toen naar het [winkel] . [medeverdachte 2] ging als eerste naar binnen.
V: Wat gebeurt er als jullie het geld hebben?
A: Ik rende als eerste de winkel uit. Ik rende naar de auto en ik stapte voorin de auto.
[medeverdachte 2] rende achter mij aan en stapte achter mij in.
V: Wie was die bestuurder van die auto?
A: [verdachte] .
V: Voor de duidelijkheid: wat is de voornaam van [verdachte] ?
A: [verdachte] .
V Wie zijn idee was het?
A: Ik en [medeverdachte 2] hadden besproken dat we het zouden doen. We hadden iemand nodig om ons weg te rijden. Toen dachten we aan [verdachte] omdat hij een auto heeft.
V: Wie heeft [verdachte] gebeld?
A: Ik weet het niet meer, ik en [medeverdachte 2] hebben beiden geloof ik gebeld.
V: Wist hij aan de telefoon al waar het over ging?
A: Ja dat wist hij toen al.
V: Wat hebben jullie met geld van de overval gedaan?
A: Geblowd met [medeverdachte 2] , ik en [medeverdachte 2] hadden 150 euro en we hadden [verdachte] zijn tank vol gegooid en 80,- euro . Ik had nog 120,- euro over misschien heb ik dat nog best een tijd gehad.
Uit verklaringen van [medeverdachte 2] blijkt het volgende:
A: Ik ben daar binnen geweest. Ik heb ook die greep uit de kassalade gedaan.
V: Hoeveel was het?
A: 500-600 euro. En dan verdeeld.V: Hoe is [verdachte] er bij betrokken?
A: Ik denk dat [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) bedacht heeft om de overval te zetten. [medeverdachte 1] had gefixt dat [verdachte] kon rijden. [verdachte] reed gewoon in de auto.
V: Zat er nog iemand anders in de auto naast jou, [medeverdachte 1] en [verdachte] ?
A: Nee, wij waren met zijn drieën.
V: Heeft [verdachte] de hele tijd gereden?
A: Ja.
V: Wat heeft [verdachte] van de buit gehad?
A: We betaalden het tanken en wiet, eten en alles.
Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 11 maart 2021 tussen 15:30 uur en 15:45 uur sloeg ik linksaf te [straat] in te Vleuten . Ter hoogte van de sportzaal aan mijn linkerzijde zag ik een jongen rennen. Ik noem deze jongen in de rest van mijn verklaring dader één. Ik zag dat dader één rende in de richting van [straat] . (…) Ik hoorde dader één schreeuwen “opschieten, opschieten, rennen.” Ik zag later dat hij dit riep tegen een andere jongen, die ongeveer drie meter achter hem rende. Ik noem deze jongen in de rest van mijn verklaring dader twee. Ik hoorde dat dader twee iets bij zich droeg wat als rammelend geld klonk. (…) Ik zag links van mij in de straat een zwarte auto staan. Ik hoorde dat de motor gestart werd van deze auto. Ik zag dat dader één op de bijrijdersstoel ging zitten en ik hoorde hem weer roepen tegen dader twee dat hij op moest schieten. Ik zag dat dader twee achter in de auto ging zitten, op de plaats achter de bestuurder.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik had de beschikking over de auto van mijn vader. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren naar mij toegekomen omdat ze die auto nodig hadden. Ik zat in de auto te wachten toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan kwamen rennen met een vuilniszak met geld. Aan de vuilniszak hoorde ik dat er geld in zat.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vluchtauto bestuurde nadat zijn twee mededaders een gewapende overval op de [winkel] pleegden. Verdachte heeft ontkend dat hij de vluchtauto heeft bestuurd. Hij heeft op dit punt wisselende verklaringen afgelegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij steeds op de bijrijdersstoel in de vluchtauto heeft gezeten en dat een andere persoon de auto bestuurde. De rechtbank acht die verklaring gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen ongeloofwaardig. De twee daders hebben beiden verklaard dat verdachte de bestuurder was van de vluchtauto. Zij hebben geen van beiden iets verklaard over een vierde persoon. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij na de overval op de passagiersstoel voorin de auto is gaan zitten en dat [medeverdachte 2] op de achterbank heeft plaatsgenomen. Dat wordt bevestigd door getuige [getuige] , die heeft verklaard dat zij twee mannen aan zag komen rennen met een zak met geld en dat een van die mannen op de bijrijdersstoel plaatsnam terwijl de ander op de achterbank plaatsnam. Gelet op deze verklaringen staat vast dat het verdachte is geweest die bestuurder was van de vluchtauto.
Verdachte heeft verklaard dat hij onder druk is gezet door de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De rechtbank acht die verklaring niet aannemelijk geworden. Voor de juistheid van deze bewering bevat het dossier geen enkel steunbewijs. Daarbij komt dat verdachte ook op dit punt wisselend heeft verklaard.