4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van openlijk geweld, welke gepleegd is op vrijdag 13 september 2019, omstreeks 19.40 uur op de [straat] te [woonplaats] .
Na de behandeling bij de huisartsenpost ben ik samen met mijn vrouw naar huis gereden.
Ik hoorde mijn schoonzusje zeggen er lopen hier wat jongens heen en weer en dat ze naar binnen keken onze woning in. Ik zag dat mijn broer zich omdraaide en weer naar buiten liep richting de jongens. […] Ik ben toen ook naar buiten gelopen […].
Jongen 1: Marokkaans; […]
Jongen 3: Nederlandse; 1 meter 90; […]
Jongen 4: Aziatisch; Donker stijl haar; Onder de 20 jaar; Ongeveer 1 meter 65 a 70; […]
Ik hoorde dat jongen 1 tegen mij zei: “Ik ben recht op de man af. Jij hebt mijn vrouw geslagen.” […] Ik hoorde jongen 3 roepen […] “Ik ben hier ook niet voor gekomen, laten we het snel doen.” Ik zag dat hij een slaande beweging met zijn hand richting mij maakte. Ik dook toen weg en duwde hem van mij af. […] Ik zag dat hij toen een wapen te voorschijn haalde uit zijn broek/riem aan de voorzijde. Ik pakte hierop jongen 4 vast en hield deze voor mij als een soort van schild. Ik zag dat hij namelijk met zijn vinger richting de trekker van de het wapen ging. Ik zag dat jongen 4 ook een wapen te voorschijn haalde aan de voorzijde bij zijn broek. […] Ik zag dat dit wapen zilver van kleur was. Ik [zag] het wapen omdat het wapen ter hoogte van zijn hoofd te voorschijn kwam.
Ik duwde jongen 4 weg van mij tegen nummer 3 aan. Ik voelde hierna een harde klap op
de bovenkant van mijn hoofd. […] Ik zag dat mijn broer de gehele tijd bezig is geweest met jongen 1 en jongen 2. […] Ik was bang en bezorgd, de gehele tijd dacht ik alleen maar aan mijn kinderen en mijn vrouw dat hun niks zou overkomen.
Aangever [slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van openlijke geweldpleging.
Op vrijdag 13 september 2019 […]
Later, diezelfde dag omstreeks 19.30 was ik bij mijn broertje [slachtoffer 1] op de [straat] nummer [nummer] .
Ik zag dat op dat moment een auto door de straat reed. Ik zag dat er vier (4) jongens in de auto zaten. […] Ik kan deze jongens als volgt omschrijven:
Man 1: Blanke huidskleur; Ongeveer 1.90 meter lang;
Man 2: Blanke huidskleur; Semi Aziatisch/Indonesische ogen;
Man 3:Vermoedelijk Marokkaanse afkomst;
Man 4: Vermoedelijk Marokkaanse afkomst;
Op dat moment kwam [slachtoffer 1] naar buiten gelopen.
Ik hoorde man 3 zeggen: “Ik zal eerlijk zijn, wij komen niet voor een scooter. Jij hebt mijn vrouw in het bijzijn van mijn kinderen geslagen.”
Ik voelde en zag dat ik direct een vuistslag van man 1 op de linkerkant van mijn kaak kreeg. Ik voelde een pijnsteek in mijn gezicht. Ik viel van deze klap op mijn kaak achterover en viel op de grond. Ik zag en voelde dat man 3 mij sloeg en schopte. Tijdens mijn val en door de klappen had ik pijn aan mijn rechter ellenboog en aan de pink van mijn linkerhand.
Ik heb pijn en letsel overgehouden van dit voorval.
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben woonachtig op de [adres] in [woonplaats] . Ik woon daar samen met mijn man [slachtoffer 1] […]. Vandaag, 13 september 2019, omstreeks 19.45 uur, kwam ik aan bij onze woning.
Ik zag dat de 4 personen voor de woning bleven hangen. Mijn zwager sprak de 4 personen aan en vroeg of er wat aan de hand was.
Vervolgens [zag] ik dat er een schermutseling ontstond in de voortuin. […] Ik zag dat er volop aan mijn man en zwager werd getrokken en dat zij werden geslagen door de 4 personen.
Terwijl mijn man bij de voordeur stond, […] zag ik dat persoon 3, dit is de Aziatische man, achter hem stond en uithaalde met een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, die hij in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat de Aziatische persoon met het vuurwapen achter op het hoofd van mijn man sloeg. Ik zag dat dit men kracht gebeurde en dat het hoofd van mijn man begon te bloeden.
In de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op maandag 26 november 2019, […] hield ik, naar aanleiding van een op 13 september 2019 gepleegde mishandeling, bedreiging en openlijk geweldpleging in bureau Utrecht Noord, een meervoudige fotobewijsconfrontatie met de getuigen:
[slachtoffer 2] […], [slachtoffer 1] […],en [getuige 1] […].
Bij deze confrontatie werden separaat aan de getuigen met behulp van een beeldscherm
sequentieel 12 foto’s van personen getoond, waaronder een foto van de verdachte:
[verdachte] […].
[getuige 1]
Confrontatie met getuige [getuige 1]
De foto van verdachte [verdachte] stond daarbij op plaats 4.
[…] confronteerde ik als getuigenbegeleider […], de getuige: [getuige 1] .
Ik toonde aan de getuige de foto’s van de personen sequentieel op een beeldscherm. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 12. Iedere foto kwam 4 seconden in beeld. Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat zij uit eigen beweging duidelijk ‘ja’ zei bij foto 4. […] Op mijn vraag wat zijn rol bij het feit was geweest antwoordde zij: “Hij heeft mijn man op zijn hoofd geslagen met een vuurwapen.”
[slachtoffer 2]
Confrontatie met getuige [slachtoffer 2]
De foto van verdachte [verdachte] stond op plaats 9.
[…] confronteerde ik als getuigenbegeleider […], de getuige: [slachtoffer 2] .
Ik toonde aan de getuige de foto’s van de personen sequentieel op een beeldscherm. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 12. Iedere foto kwam 4 seconden in beeld. Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat hij uit eigen beweging […] bij foto 9 zei: “1000% zeker”
“De man op foto 9, dat was degene met het vuurwapen en fysiek geweld.”
[slachtoffer 1]
Confrontatie met getuige [slachtoffer 1]
De foto van verdachte [verdachte] stond op plaats 6.
[…] confronteerde ik als getuigenbegeleider […], de getuige: [slachtoffer 1] .
Ik toonde aan de getuige de foto’s van de personen sequentieel op een beeldscherm. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 12. Iedere foto kwam 4 seconden in beeld. Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat hij
uit eigen beweging zei bij nummer 6: “Ja” […]
“Die heeft met een […] wapen lopen zwaaien, hij wilde schieten en ik heb met hem
geworsteld. . […]”
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 september 2019 te Utrecht, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat hij op diezelfde dag
[slachtoffer 1] heeft bedreigd door hem een vuurwapen te tonen.
Feit 1primair
Op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [getuige 1] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat vier personen naar het huis van [slachtoffer 1] zijn gegaan. Voornoemde aangevers en getuige verklaren alle drie over twee Marokkaans uitziende jongens, één Hollandse jongen en één Aziatische jongen. Deze jongens hebben [slachtoffer 2] geslagen en geschopt en de Aziatische jongen heeft [slachtoffer 1] met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op zijn hoofd geslagen. Gelet op de eerdere verkeersruzie die dag tussen [slachtoffer 1] en mevrouw [A] , het feit dat een van de medeverdachten de vriend is van die [A] en de uitlatingen van verdachten, volgt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat de vier jongens tezamen op zoek waren naar de fysieke confrontatie met [slachtoffer 1] . Omdat [slachtoffer 2] zich hiermee bemoeide, is ook tegen hem geweld gebruikt. Beide aangevers hebben door de geweldshandelingen van deze verdachten letsel opgelopen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of een van de daders, die in de verklaringen van aangevers en getuigen als (semi-)Aziatisch wordt aangeduid en die [slachtoffer 1] met een vuurwapen op zijn hoofd heeft geslagen, verdachte Van [verdachte] is. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt hiertoe als volgt. De rechtbank is, met de raadsvrouw, van oordeel dat op basis van de door [getuige 1] gemaakte foto van de vermeende dader niet tot een betrouwbare herkenning kan worden gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze foto te vaag om hierop een persoon te kunnen herkennen. Uit de foslo-confrontaties met getuigen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 1] komt echter duidelijk naar voren dat verdachte degene is die [slachtoffer 1] met het vuurwapen op het hoofd heeft geslagen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van deze foslo-confrontaties, in combinatie met de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [getuige 1] , wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte een van de vier jongens is geweest die verhaal is gaan halen naar aanleiding van de verkeersruzie en dat hij samen met de medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door het tonen van een vuurwapen schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] . Verdachte haalde dit vuurwapen immers tevoorschijn en hield dit ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer 1] , waardoor het vuurwapen zichtbaar was voor [slachtoffer 1] . Door dit tonen van het vuurwapen in combinatie met de dreigende situatie en het gebezigde geweld, kon naar het oordeel van de rechtbank bij die [slachtoffer 1] de vrees ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het opzet van verdachte, gelet op de omstandigheden waaronder hij het wapen heeft getrokken en getoond, hierop ook gericht zijn geweest.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het in vereniging plegen van feit 2, nu op basis van het dossier medeplegen van bedreiging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is immers niet gebleken van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van dit feit.