ECLI:NL:RBMNE:2022:962

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
16/091282-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling met een sleutel in het kader van noodweer

Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van de aangever op 13 september 2021 te Utrecht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de raadsman van de verdachte, mr. R.P. van der Graaf, aanwezig waren. De aangever, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.H. Dijkstra, heeft ook zijn standpunt naar voren gebracht.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 13 september 2021 heeft geprobeerd de aangever zwaar te mishandelen, dan wel hem heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een verkeersconflict was ontstaan tussen de verdachte en de aangever, waarbij de verdachte de aangever met een sleutel in haar hand heeft geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen en getuigen zorgvuldig gewogen. De officier van justitie meende dat de verklaring van de aangever gevolgd moest worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte zich had verdedigd tegen een aanval van de aangever.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het opzet van de verdachte op het slaan met de sleutel. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, aangezien de aangever de eerste klap had uitgedeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de reactie van de verdachte proportioneel en noodzakelijk was, en heeft haar vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, nu de verdachte van het tenlastegelegde is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/091282-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen [aangever] , benadeelde partij en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
op 13 september 2021 te Utrecht heeft geprobeerd [aangever] zwaar te mishandelen;
Subsidiair
op 13 september 2021 te Utrecht [aangever] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verklaring van aangever gevolgd dient te worden. Uit deze verklaring blijkt dat tussen aangever en verdachte een verkeersruzie ontstond, toen verdachte haar auto wilde keren. Verdachte begon hierop te schelden en heeft aangever direct met een sleutel in haar hand een klap in zijn gezicht gegeven. Aangever heeft eerlijk verklaard dat hij verdachte na deze klap ook heeft geslagen en haar heeft gevloerd. Aangever heeft consistent verklaard. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van zijn broer [aangever] , de bevindingen van de verbalisanten die direct na het incident ter plaatse waren en de verklaring van getuige [getuige] , die in het verhaal van aangever past. De verklaringen van verdachte daarentegen wisselen en zijn op onderdelen onjuist. Zo heeft verdachte verklaard dat zij een stomp heeft gekregen en dat haar tanden door die stomp zijn beschadigd. Daarover heeft ze echter niks gezegd tegen de verbalisanten ter plaatse. Deze verbalisanten hebben kennelijk ook geen letsel bij haar gezien, nu dit niet in hun proces-verbaal is opgenomen. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte heeft gezegd dat zij zichzelf in de vingers zou snijden als zij aangifte zou doen; die uitlating past bij de lezing dat verdachte aangever direct heeft geslagen met haar sleutel in de hand.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu van opzet op het slaan met de sleutel geen sprake is en haar een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Hiertoe is het volgende aangevoerd. Zowel aangever als verdachte stellen in deze zaak het slachtoffer te zijn. Uit de verklaring van aangever volgt dat hij richting verdachte is gelopen. Uit het proces-verbaal van de verbalisanten ter plaatse blijkt vervolgens geen chronologische volgorde van de gebeurtenissen. Het proces-verbaal is summier en biedt onvoldoende steun voor de lezing van aangever, die verklaart dat verdachte de agressor is. Hiertegenover staan verdachtes stellige ontkenning en de verklaring van de onafhankelijke getuige mevrouw [getuige] . Zij ziet dat een man zijn auto uitkomt en een vrouw aan haar haren de auto uit trekt, waarna de vrouw een verdedigingspositie inneemt.
Ten aanzien van de tapgesprekken heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte meermaals zegt dat zij [
de rechtbank begrijpt: aangever en zijn familie] alles bij elkaar liegen, terwijl zij juist is geslagen. Deze tapgesprekken passen niet in het scenario dat verdachte de agressor zou zijn. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het slaan met de sleutel in de hand, nu haar opzet hier op geen enkel moment op is gericht. Zij heeft de sleutel in de hand gehad, moest zich verdedigen en heeft aangever geraakt. Ook van voorwaardelijk opzet is niet gebleken. Daarbij was er sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van haar lijf door aangever, waartegen zij zich mocht verdedigen. Een dreigende aanranding kan hiervoor al voldoende zijn. Gelet op het voorafgaande bekvechten was er sprake van een dreigende situatie. Er is dan ook ten minste sprake van een dreiging van aanranding. De verdediging door verdachte voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Zeker nu er geen sprake is van opzet op het slaan met de sleutel. Onder de gegeven omstandigheden mocht zij zich afweren tegen de aanval van aangever.
Subsidiair, indien de rechtbank wel uitgaat van opzet op het slaan met de sleutel, heeft de raadsman verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat er tussen verdachte en aangever op 13 september 2021 aan de Theemsdreef te Utrecht een verkeersconflict is ontstaan, nadat verdachte haar auto wilde keren. Ook staat vast dat verdachte aangever met haar sleutel in de hand heeft geslagen. De rechtbank ziet zich vervolgens voor een tweetal vragen gesteld. Allereerst de vraag of verdachtes opzet gericht was op het slaan met de sleutel. Ten tweede of verdachte een beroep op noodweer toekomt.
Geen opzet op het slaan met de sleutel
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachtes opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het slaan van aangever met de sleutel. Verdachte heeft verklaard dat zij de autosleutel uit het contact had gehaald, omdat zij wilde voorkomen dat iemand anders zou wegrijden met de kinderen in haar auto. Op enig moment heeft verdachte zich verweerd (zie hierna onder noodweer) en aangever teruggeslagen, terwijl zij de autosleutel in haar hand had. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat verdachte aangever met de sleutel in haar hand heeft geslagen, is van opzet op het slaan met die sleutel niet gebleken.
Noodweer
Ingevolge artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht dient voor een geslaagd beroep op noodweer sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
De rechtbank is op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat aangever is begonnen met slaan. Dit volgt uit de verklaring van getuige [getuige] . Zij verklaart dat zij een man uit zijn auto zag stappen en dat die man vervolgens een vrouw aan haar haren uit een auto trok. Zij zag dat die vrouw klappen kreeg van die man, waarna de vrouw een verdedigende houding aannam. Deze verklaring ondersteunt de verklaring van verdachte dat zij door aangever werd aangevallen, waarop zij aangever heeft teruggeslagen, waarbij zij, ongelukkigerwijs, haar sleutel in haar hand had.
Met het slaan door aangever, is sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lichaam van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank bevond verdachte zich op dat moment in een situatie waarin zij zich mocht verdedigen. De rechtbank acht de reactie van verdachte dan ook noodzakelijk (subsidiariteitsvereiste) en tevens geboden (proportionaliteitsvereiste) in de gegeven omstandigheden. Verdachte werd immers geslagen en om deze aanval te stoppen, heeft zij aangever terug geslagen. Verdachte kon en behoefde zich niet aan de aanranding te onttrekken. Het gebruikte geweld, het slaan door verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank een proportioneel middel. Gelet op het voorgaande komt verdachte een geslaagd beroep op noodweer toe.
Conclusie
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.144,89. Dit bedrag bestaat uit € 13.144,89 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij het bedrag aan materiële schade bijgesteld naar
€ 13.034,82. De kosten voor de accupunctuur (€ 110,07) zien op nekklachten ten gevolge van het incident later diezelfde dag en niet op hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd van de materiële schade de reiskosten, de kosten van de sportschool en het eigen risico toe te wijzen. De kosten van de leaseauto staan volgens de officier van justitie niet in rechtstreeks verband met het door verdachte toegebrachte letsel. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de immateriële schade volledig toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht de materiële schade voor zover deze ziet op inkomensverlies niet-ontvankelijk te verklaren, nu behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de overige materiële schade is aangevoerd dat deze kosten zien op het tweede geweldsincident en dus niet in voldoende rechtstreeks verband staan met het aan verdachte tenlastegelegde. Ten aanzien van de immateriële schade is verzocht deze niet toe te wijzen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in diens vordering, nu verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij [aangever]
  • verklaart [aangever] niet-ontvankelijk in diens vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen
en A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 september 2019 te Utrecht ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen die [aangever] met een sleutelbos, althans sleutel, in elk geval
een scherp en/of hard voorwerp in/tegen het oog en/of lip althans in/tegen het
gezicht heeft geslagen en/of gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 september 2019 te Utrecht [aangever] heeft mishandeld door
met een sleutelbos, althans sleutel, in elk geval een scherp en/of hard voorwerp
in/tegen het oog en/of lip althans in/tegen het gezicht te slaan en/of steken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )