ECLI:NL:RBMNE:2022:957

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/3551
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging uitspraak op bezwaar inzake WOZ-waarde van onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Hilversum. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F. van der Plas, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, die de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 had vastgesteld op € 332.000,-. Eiser was het niet eens met deze waarde en had een taxatierapport ingebracht ter onderbouwing van zijn standpunt. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 1 februari 2022, waar ook de gemachtigde van de verweerder en een taxateur aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet zijn, en dat de heffingsambtenaar moet aantonen dat de vastgestelde waarde niet hoger is dan deze waarde. Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over een lagere WOZ-waarde van € 316.000,-. De rechtbank heeft vervolgens de uitspraak op bezwaar vernietigd en bepaald dat de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2021 op € 316.000,- wordt vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank de aanslag onroerendezaakbelastingen vastgesteld op € 260,38, wat een vermindering van € 13,18 betekent. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.620,- moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door rechter R. in 't Veld en griffier mr. L.M.A. Koeman. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3551

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: F. van der Plas),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, verweerder

(gemachtigde: B. Schras).

Inleiding

1.1.
In de beschikking van 28 februari 2021 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken aan de
[adres 1] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op
€ 332.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.2.
In de uitspraak op bezwaar van 16 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld en een taxatierapport ingebracht. Verweerder heeft op 1 februari 2021 een taxatiematrix met vastgoedkaart van de vier referentiewoningen ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld op een MS Teams zitting van 1 februari 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [taxateur], taxateur.

Overwegingen

2. De woning is in 1903 gebouwd en is een hoekhuis. De kavel is 150 m2 groot.
3. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
4. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van de woning niet hoger dan de waarde in het economisch verkeer heeft vastgesteld. De waarde in het economisch verkeer wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de woning en de ter vergelijking gebruikte referentiewoningen. Dit volgt uit de artikelen 17 en 18 van de Wet WOZ, de Uitvoeringsregeling en de rechtspraak in WOZ-zaken.
5. Verweerder handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde van € 332.000,-.
De rechtbank stelt vast dat verweerder vlak voor de zitting op 1 februari 2021 een taxatiematrix met vastgoedkaart van de referentiewoningen [adres 2],
[adres 3], [adres 4] en [adres 5], alle in [woonplaats] gelegen, heeft ingediend. In reactie hierop heeft eiser op de zitting aangegeven dat aangezien hij deze stukken kort van tevoren heeft ontvangen, hij hier geen inhoudelijke reactie op kan geven. Eiser verzoekt daarom de rechtbank om deze stukken niet mee te nemen. In het beroepschrift bepleit eiser een waarde van ten hoogste
€ 316.000,-. In aanvulling hierop voert eiser aan dat ook een waarde van ten hoogste
€ 290.00,- kan worden onderbouwd met het door hem ingebrachte taxatierapport.
6. Uiteindelijk hebben partijen op de zitting overeenstemming bereikt over de WOZ-waarde van de woning, namelijk dat het wordt verlaagd naar € 316.000,-. Dat betekent dat de aanslag onroerendezaakbelastingen € 260,38 bedraagt, hetgeen leidt tot een vermindering van de aanslag met € 13,18. Verweerder gaat akkoord gaat met een veroordeling in de proceskosten.

Conclusie

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt. Dat betekent dat de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 is vastgesteld op € 316.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020. De aanslag onroerendezaakbelastingen bedraagt € 260,38.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.620,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269,- en een wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en
1. punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt.
Dat betekent dat de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 is vastgesteld op € 316.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020. De aanslag onroerendezaakbelastingen bedraagt € 260,38, hetgeen een vermindering is van
€ 13,18;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.620,-.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.