ECLI:NL:RBMNE:2022:956

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/2376
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wajong-uitkering; laattijdige aanvraag; beoordeling arbeidsvermogen

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1988, op 16 oktober 2020 een aanvraag voor de Beoordeling Arbeidsvermogen ingediend. Eiseres stelt dat zij sinds haar geboortejaar lijdt aan een ziekte/gebrek en heeft hulp nodig bij traumaverwerking en sociale ondersteuning. Het Uwv heeft op 3 maart 2021 besloten dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij vanaf haar 18e verjaardag (1 januari 2006) arbeidsvermogen zou hebben. Dit besluit werd op 5 mei 2021 in het bestreden besluit bevestigd, waarop eiseres beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in november 2021 en februari 2022. Tijdens deze zittingen is gebleken dat het Uwv niet alle gronden van het beroep had ontvangen, wat leidde tot een aanhouding van de zaak. De rechtbank heeft vervolgens de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld. Eiseres betwistte dat zij aan de criteria voor arbeidsvermogen voldeed, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had onderbouwd dat eiseres ten minste vier uur per dag belastbaar was en een uur aaneengesloten kon werken.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij vanaf 1 januari 2006 arbeidsvermogen heeft. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R. in 't Veld en griffier mr. L.M.A. Koeman op 25 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G.A.H.M. Steenbakkers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Inleiding

1.1.
Eiseres is geboren op [1988]. Op 16 oktober 2020 heeft eiseres een aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen ingediend, waarin staat dat zij sinds haar geboortejaar een ziekte/gebrek heeft. Daarbij geeft eiseres aan dat zij vanwege de vastgestelde diagnoses ASS en PTSS hulp nodig heeft bij traumaverwerking, ondersteuning van het dagelijkse leven en sociale ondersteuning.
1.2.
Met het besluit van 3 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong), omdat zij vanaf haar 18e verjaardag op (1 januari 2006) arbeidsvermogen heeft.
1.3.
Met het besluit van 5 mei 2021 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond
verklaard.
1.4.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld op een Skype-zitting van 22 november 2021. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is gebleken dat het Uwv de gronden van het beroep vermeld in de brief van 31 mei 2021 niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft de zaak daarom aangehouden, zodat het Uwv hier alsnog kennis van kon nemen en er op kon reageren. Met het aanvullend verweerschrift van 14 december 2021 heeft het Uwv een reactie gegeven. Vervolgens is de zaak behandeld op een MS Teams zitting van
1 februari 2022. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Het geschil

2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij vanaf 1 januari 2006 arbeidsvermogen heeft.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. In deze zaak gaat het om een zogenaamde laattijdige aanvraag. Hierop is de Wajong 2015 van toepassing.
4. Bij de beoordeling of iemand duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, gelden vier
cumulatieve criteria, namelijk:
1. De mogelijkheid om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie;
2. Het beschikken over basale werknemersvaardigheden;
3. Ten minste vier uur per dag belastbaar zijn of ten minste twee uur per dag het wettelijk minimumuurloon verdienen; en
4. Ten minste een uur aaneengesloten werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
5. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsvermogen mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Die rapportages moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapportages:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden; en
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapportages en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapportage van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Wat vindt eiseres?
6. Eiseres voert aan dat zij per 1 januari 2006 geen arbeidsvermogen had, omdat zij aan geen van de criteria genoemd in overweging 4 voldeed. Volgens eiseres hebben de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige ontoereikend onderbouwd waarom zij wel aan al deze criteria zou voldoen. Het bestreden besluit is daarom in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Eiseres heeft bovendien ook geen Havo-opleiding met succes gevolgd en afgerond. Haar hoogst haalbare schoolprestatie is de afronding van het tweede leerjaar van het VWO. Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij op de middelbare school vastliep, heeft eiseres ondersteunende stukken ingebracht die afkomstig zijn van haar moeder, haar toenmalige psycholoog, de begeleiders bij wie zij op 17- en 18- jarige leeftijd woonde en haar begeleidster tijdens de HBO-studie. Verder geeft eiseres, kort samengevat, aan dat zij tevergeefs heeft geprobeerd om zelfstandig te werken als postbezorger en bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht).
Wat vindt de rechtbank?
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
7. Uit de medische rapportage van 17 februari 2021 van de primaire arts [primaire arts] (getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [verzekeringsarts 1]), blijkt dat eiseres op
4 januari 2020 het spreekuur heeft bezocht, waarbij haar begeleider telefonisch aanwezig was. Verder heeft de arts informatie uit de behandelend sector opgevraagd, namelijk van de GZ-psycholoog. Uit de medische rapportage van 28 april 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 2] blijkt dat op 22 april 2021 met eiseres en haar begeleidster een hoorzitting via MS Teams is gehouden. Verder zijn de dossiergegevens bestudeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het besluit volledig heroverwogen. In tegenstelling tot de primaire arts concludeert zij dat eiseres na 2017 geen arbeidsvermogen meer heeft. Verder is in de rapportage eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De rapportage voldoet daarmee aan de drie voorwaarden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
8.1.
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd heeft
onderbouwd waarom eiseres ten minste vier uur per dag belastbaar is en ten minste een uur aaneengesloten kan werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
Daarmee voldoet eiseres aan de twee door haar betwiste criteria voor arbeidsvermogen. De rechtbank legt dit als volgt uit. Uit de medische rapportage van 28 april 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat zij de visie van de primaire arts deelt dat weliswaar bij eiseres op haar 18-jarige verjaardag en tijdens de studie sprake was van een ziekte of gebrek, maar dat zij toen wel beschikte over arbeidsvermogen gelet op haar onderwijsprestaties. Op de zitting van 1 februari 2022 heeft het Uwv in aanvulling hierop nog toegelicht dat hierbij niet van een afgeronde opleiding is uitgegaan en dat het toetsingskader in deze zaak is of iemand over arbeidsvermogen beschikt, niet of iemand in staat is om functies te verrichten. Aangezien dit een hele andere beoordeling is, is er geen reden geweest om het aan een verzekeringsarts voor te leggen. Ook al loopt iemand vast op de middelbare school, uit de omstandigheden dat eiseres lessen heeft gevolgd en een stage op een school als begeleidster heeft gelopen, kan volgens het Uwv worden afgeleid dat zij arbeidsvermogen heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding deze uitleg voor onjuist te houden.
8.2.
Uit de medische rapportage van 17 februari 2021 van de primaire arts blijkt dat eiseres wordt geacht ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn, gelet op haar dagverhaal en de frequentie van afspraken met haar behandelaars. Verder kan eiseres volgens de primaire arts ten minste een uur aaneengesloten werken, aangezien zij vanwege haar intelligentie in staat moet zijn zichzelf te corrigeren en er geen ernstige beperkingen zijn bij het richten van haar aandacht, hetgeen volgens de primaire arts ook blijkt uit het spreekuurcontact. De verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit zich hierbij aan, maar concludeert in tegenstelling tot de primaire arts dat eiseres na 2017 geen arbeidsvermogen meer heeft. Dit is echter niet binnen een termijn van vijf jaar na de 18e verjaardag van eiseres en ook niet binnen vijf jaar na het stoppen met de studie in 2010. Daarom kan dit verlies aan arbeidsvermogen geen recht geven op een Wajong-uitkering.
8.3.
Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van
14 september 2021 gereageerd op de ingebrachte verklaring van 21 juli 2021 van de begeleidster van eiseres tijdens haar HBO-opleiding. De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit geen nieuwe informatie oplevert die tot een andere beoordeling leidt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidsdeskundige beoordeling juist?
9.1.
De rechtbank oordeelt dat uit rapportage van 29 april 2021 van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [arbeidsdeskundige] blijkt waarom eiseres voor 2017 een taak kon uitvoeren in een arbeidsorganisatie en over basale werknemersvaardigheden beschikte. Daarmee voldoet eiseres aan de overige twee door haar betwiste criteria voor het beschikken over arbeidsvermogen. De rechtbank legt dit als volgt uit. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep was eisers voor 2017 in staat instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Daarnaast was zij in staat om gemaakte afspraken na te komen. Eiseres heeft hierover zelf tijdens de hoorzitting aangegeven dat het vergeten van de afspraken door de toename van haar klachten een groter probleem is geworden.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd onderbouwd waarom het valt te verklaren dat eiseres de eerdere functies als postbezorger en bij het UMC Utrecht niet volledig zelfstandig kon uitvoeren. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep had dit naar alle waarschijnlijkheid te maken met de zwaarte van de taken en de functies. Eiseres is namelijk aangewezen op werkzaamheden met een zeer voorspelbaar karakter waarbij weinig sprake moet zijn van contact met onbekenden of onverwachte gebeurtenissen. Ook is het van belang dat eiseres regelmatig bevestiging krijgt in het werk.
9.3.
In dat verband geeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan dat eiseres voor 2017 de taken ‘plaatsen van onderdelen op printplaat’ en ‘invoeren van gegevens’ kon uitvoeren. Zij heeft hiervoor namelijk de kennis en vaardigheden en er worden voor deze taken geen specifieke opleidingseisen gevraagd. De werkzaamheden worden weliswaar zelfstandig uitgevoerd, maar eiseres kan hierbij terugvallen op een leidinggevende en directe collega’s die de noodzakelijke bevestiging kunnen geven. De werkzaamheden zijn voorspelbaar en worden dagelijks herhaald, waardoor onverwachte situaties en onduidelijkheid wordt voorkomen. Verder komen er geen conflictsituaties voor en is omgaan met onbekenden niet van toepassing. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

10. Het Uwv heeft terecht beslist dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering,
omdat zij vanaf 1 januari 2006 (het bereiken van de 18-jarige leeftijd) arbeidsvermogen heeft.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.