ECLI:NL:RBMNE:2022:948
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen buiten behandeling stelling van een verzoek om een omgevingsvergunning
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de buiten behandeling stelling van een verzoek om een omgevingsvergunning door de Rechtbank Midden-Nederland. Eiser, eigenaar van een woning, had op 6 augustus 2019 een verzoek ingediend voor het reconstrueren van een mandelige keldermuur. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente heeft het verzoek buiten behandeling gesteld, omdat het aannemelijk was dat de bouwplannen niet konden worden verwezenlijkt. Eiser was volgens het college geen belanghebbende, omdat hij geen toestemming had van de eigenaar van het aangrenzende pand om de werkzaamheden uit te voeren. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 januari 2022. De rechtbank overweegt dat de aanvrager in principe belanghebbende is bij een verzoek om een omgevingsvergunning, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. In dit geval was het duidelijk dat eiser geen toestemming had van de mede-eigenaar van de mandelige muur, wat betekent dat het bouwplan niet kon worden verwezenlijkt. Eiser betoogde dat hij via de civiele rechter vervangende toestemming kon verkrijgen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om aan te nemen dat het bouwplan kon worden verwezenlijkt. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat eiser geen belanghebbende is en dat zijn verzoek geen aanvraag was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.