ECLI:NL:RBMNE:2022:947
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op Wob-verzoek en besluit van 2 november 2021
In deze zaak heeft eiseres op 8 augustus 2021 een verzoek om milieu-informatie ingediend bij het College van Gedeputeerde Staten van Utrecht op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Aangezien verweerder niet tijdig op dit verzoek heeft gereageerd, heeft eiseres op 9 september 2021 verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiseres op 7 oktober 2021 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist. Op 2 november 2021 heeft verweerder alsnog een primair besluit genomen op het Wob-verzoek. De zitting vond plaats op 4 februari 2022 via een beeldverbinding, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar uitspraak het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan, omdat eiseres geen belang meer had bij een beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft echter wel bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 360,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 379,50.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het beroep van eiseres tegen het besluit van 2 november 2021, dat verweerder alsnog had genomen, doorverwezen moet worden naar verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld. De rechtbank heeft geen beslistermijn kunnen vaststellen, omdat de beslistermijnen van de Awb van toepassing zijn. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg in aanwezigheid van griffier L.M. Janssens-Kleijn en is openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.