ECLI:NL:RBMNE:2022:943
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van een beginnend bestuurder na alcoholgebruik
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een beginnend bestuurder, had zijn rijbewijs geschorst gekregen door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) na een aanhouding op 15 augustus 2021. Tijdens een verkeerscontrole bleek verzoeker onder invloed van alcohol te zijn, met een ademanalyse die een uitslag van 615 µg/L vertoonde. Verzoeker maakte bezwaar tegen de schorsing van zijn rijbewijs en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de schorsing van het rijbewijs gerechtvaardigd was op basis van de Wegenverkeerswet, die vereist dat bij een beginnend bestuurder met een ademanalyse boven de 570 µg/L een medisch onderzoek moet worden opgelegd en het rijbewijs moet worden geschorst. De voorzieningenrechter benadrukte dat de verkeersveiligheid voorop staat en dat de belangen van verzoeker niet onevenredig worden geraakt. De rechter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.