ECLI:NL:RBMNE:2022:937

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
533851 HA RK 22-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2022 het verzoek tot wraking van de rechter mr. A. Blanke ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door [verzoeker], die zich in een strafzaak bevond met parketnummer 16.307425.21. De verzoeker stelde dat de rechter niet volledig was geweest in het voorhouden van het dossier en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om getuigen te horen. Tijdens de zitting op 21 januari 2022 had de rechter de advocaat van [verzoeker] niet laten uitpraten en de officier van justitie het woord gegeven, wat volgens de verzoeker een schijn van vooringenomenheid zou wekken.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen bewijs was voor persoonlijke vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking niet bedoeld is om onwelgevallige rechterlijke beslissingen ter discussie te stellen. De rechter heeft de advocaat van [verzoeker] voldoende gelegenheid gegeven om punten aan te vullen en de beslissing om getuigen niet te horen werd beschouwd als een procesbeslissing, die niet door de wrakingskamer kan worden getoetst. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om deze beslissing te sturen aan alle betrokken partijen. De procedure van verzoeker met het parketnummer 16.307425.21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 533851 HA RK 22-16
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 11 maart 2022
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen [verzoeker] ),
advocaat: mr. H.L.D. van Holland te Bilthoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter op 21 januari 2022;
  • de reactie op het wrakingsverzoek van mr. A. Blanke.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 25 februari 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen. Omdat van [verzoeker] geen bericht van verhindering was ontvangen, heeft de griffier tijdens de zitting geprobeerd de advocaat van [verzoeker] telefonisch te bereiken, maar dit is niet gelukt.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. A. Blanke als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het parketnummer 16.307425.21.
2.2.
[verzoeker] heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter niet volledig is geweest in het voorhouden van het dossier, betreffende de verkeerssituatie die aanleiding is geweest voor het incident waarvoor hij wordt vervolgd. Daarnaast is [verzoeker] niet in de gelegenheid gesteld om de redenen voor het horen van getuigen volledig te onderbouwen. De rechter heeft zijn advocaat niet uit laten praten en de officier van justitie het woord gegeven. Hierna is het verzoek tot getuigenverhoor afgewezen. Het is noodzakelijk om getuigen te horen om de aanleiding voor het incident aan te tonen, voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf, voor de tegenaangifte door [verzoeker] en voor de schadevergoeding die wordt gevorderd voor de fiets.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat zij als politierechter niet gehouden is om een procesdossier volledig aan de verdachte voor te houden. Zij stelt verder dat zij de advocaat van [verzoeker] (meermalen) in de gelegenheid heeft gesteld punten aan te vullen ten aanzien van de feiten. Het afwijzen van het horen van getuigen is een procesbeslissing. Uit het proces-verbaal van de zitting volgt duidelijk dat de raadsvrouw zelf is gaan zitten na het doen van haar verzoek tot het horen van de getuigen. Dat de raadsvrouw vooringenomenheid ‘proeft’ maakt niet dat dat een geslaagde grond is voor het doen van een wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn als uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen. Uitgangspunt hierbij is het proces-verbaal dat van de zitting is opgemaakt.
3.3.
Van persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter is niet gebleken.
3.4.
Met betrekking tot een mogelijk gerechtvaardigd vermoeden van vooringenomenheid bij de rechter overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.5.
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat een verzoek tot wraking niet is bedoeld om onwelgevallige rechterlijke beslissingen ter discussie te stellen. Ook als een beslissing als onjuist zou moeten worden aangemerkt, vormt dat op zichzelf beschouwd nog geen grond om te veronderstellen dat de betrokken rechter vooringenomen is.
3.6.
In het kader van de waarheidsvinding is het aan de rechter om de aan een verdachte voor te houden stukken en verklaringen te selecteren. De selectie is bedoeld om de verdachte zijn zienswijze op de tenlastelegging naar voren te laten brengen. De keuze van de voor te houden stukken en verklaringen zal onder andere beïnvloed worden door al dan niet eerder door de verdachte afgelegde verklaringen. Geselecteerde belastende verklaringen kunnen door de verdachte of zijn advocaat ontkracht worden. De verdediging kan bovendien (ontlastende) stukken en verklaringen aan de orde stellen. De rechter heeft de advocaat van [verzoeker] ter zitting in de gelegenheid gesteld om punten aan te vullen met betrekking tot de ten laste gelegde feiten. De advocaat heeft hier volgens het proces-verbaal ook gebruik van gemaakt. De wijze van voorhouden van het dossier duidt naar het oordeel van de wrakingskamer daarom niet op een schijn van vooringenomenheid.
3.7.
Ter zitting heeft de rechter aan de advocaat van [verzoeker] gevraagd of zij een verzoek tot het horen van getuigen wilde doen. De advocaat van [verzoeker] is toen, volgens het proces-verbaal, gaan staan en heeft te kennen gegeven dat naar haar mening getuigen gehoord moeten worden en zij heeft de redenen daarvoor gegeven. Daarop is de advocaat van [verzoeker] weer gaan zitten. De rechter heeft vervolgens de officier van justitie naar haar standpunt met betrekking tot dit onderwerp gevraagd en vervolgens haar beslissing op het verzoek gegeven. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de rechter de advocaat, zoals laatstgenoemde stelt, niet heeft laten uitpraten. De rechter heeft naar het oordeel van de wrakingskamer uit het feit dat de advocaat van [verzoeker] weer is gaan zitten na het toelichten van haar wens tot het horen van getuigen, mogen afleiden dat de advocaat over dit onderwerp gezegd had wat zij wilde zeggen. Niet is gebleken dat de rechter de advocaat van [verzoeker] met betrekking tot dit onderwerp niet heeft laten uitpraten. Een vermoeden van vooringenomenheid is naar het oordeel van de wrakingskamer uit deze handelwijze niet gebleken.
3.8.
De weigering van de rechter om getuigen te horen is een procesbeslissing. Van dergelijke beslissingen kan de juistheid niet door de wrakingskamer worden getoetst; het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich daartegen. Slechts als de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer niet voor.
3.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16.307425.21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter en mr. A.F. Hermans en
mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.