In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2022 het verzoek tot wraking van de rechter mr. A. Blanke ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door [verzoeker], die zich in een strafzaak bevond met parketnummer 16.307425.21. De verzoeker stelde dat de rechter niet volledig was geweest in het voorhouden van het dossier en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om getuigen te horen. Tijdens de zitting op 21 januari 2022 had de rechter de advocaat van [verzoeker] niet laten uitpraten en de officier van justitie het woord gegeven, wat volgens de verzoeker een schijn van vooringenomenheid zou wekken.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen bewijs was voor persoonlijke vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking niet bedoeld is om onwelgevallige rechterlijke beslissingen ter discussie te stellen. De rechter heeft de advocaat van [verzoeker] voldoende gelegenheid gegeven om punten aan te vullen en de beslissing om getuigen niet te horen werd beschouwd als een procesbeslissing, die niet door de wrakingskamer kan worden getoetst. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om deze beslissing te sturen aan alle betrokken partijen. De procedure van verzoeker met het parketnummer 16.307425.21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.