ECLI:NL:RBMNE:2022:925
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de WOZ-waarde van een bedrijfsobject met betrekking tot huurwaardekapitalisatie en leegstandsrisico
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de WOZ-waarde van een bedrijfsobject, gelegen aan [adres] in [plaats]. Eiseres, de eigenaar van het object, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Almere vastgestelde WOZ-waarde van € 449.000,- voor het belastingjaar 2020, welke waarde was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. Eiseres stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 429.000,-, en voerde aan dat het leegstandsrisico door de coronapandemie niet voldoende was meegenomen in de waardebepaling.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 31 januari 2022, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde WOZ-waarde niet hoger was dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank wees erop dat het leegstandsrisico van 15% dat door verweerder was gehanteerd, niet te laag was vastgesteld, en dat de coronacrisis geen invloed had op de waardebepaling, aangezien de waarde was vastgesteld op een peildatum vóór de uitbraak van de pandemie.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de waarde van het object te verlagen en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en mr. C.L. Fix, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als zij het niet eens is met de uitspraak.