ECLI:NL:RBMNE:2022:911

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
21/4136
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank bij beroep tegen dwangbevel

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 28 februari 2022, wordt het beroep van eiser tegen een dwangbevel van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Het dwangbevel is op 3 september 2021 uitgevaardigd en het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op 16 september 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dwangbevel niet kan worden aangevochten bij de bestuursrechter, zoals bepaald in artikel 8:4, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat er geen beroep kan worden ingesteld tegen een dwangbevel, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het beroep.

De rechtbank legt uit dat een besluit in de zin van de Awb een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is, die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. In dit geval is het dwangbevel niet aan te vechten via de bestuursrechter, maar kan er verzet worden aangetekend bij de burgerlijke rechter, zoals vermeld in artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De rechtbank wijst erop dat verzet bij de burgerlijke rechter niet hetzelfde is als het rechtsmiddel van verzet dat in de uitspraak wordt genoemd.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart zich onbevoegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter R.C. Stijnen in aanwezigheid van griffier E. Mulder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het dwangbevel dat verweerder heeft uitgevaardigd op 3 september 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (8:54 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Er is (voor zover hier van belang) sprake van een rechtshandeling in de zin van artikel 1:3 van de Awb als er een verandering optreedt in de bestaande rechten, verplichtingen of bevoegdheden of wanneer het bestaan van rechten, verplichtingen, bevoegdheden bindend wordt vastgesteld.
3. In artikel 8:1, eerste lid, van de Awb staat dat een belanghebbende tegen een besluit beroep in kan stellen bij de bestuursrechter.
4. Het beroepsschrift is door de rechtbank ontvangen op 16 september 2021. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep is gegaan tegen de brief van verweerder van 3 september 2021. Deze brief is een dwangbevel.
5. In de artikelen 8:3 tot en met 8:5 van de Awb is geregeld tegen welke besluiten geen beroep ingesteld kan worden bij de bestuursrechter. In artikel 8:4, eerste lid, onder b, van de Awb is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een dwangbevel. Gelet op deze bepalingen kan tegen het dwangbevel van 3 september 2021 geen beroep worden ingesteld.
6. De rechtbank is daarom onbevoegd kennis te nemen van het ingestelde beroep.
7. Ter voorlichting aan eiser merkt de rechtbank nog op dat tegen het dwangbevel verzet bij de burgerlijke rechter openstaat (zie artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering). Verzet bij de burgerlijke rechter is niet hetzelfde als het rechtsmiddel van verzet dat onderaan deze uitspraak wordt genoemd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E. Mulder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.