In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen de door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het jaar 2021. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de procedure heeft verweerder een schikkingsvoorstel gedaan, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, volgens de Awb, alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De overige door verzoeker genoemde kosten zijn administratiekosten, waarvoor geen bewijsstukken zijn overgelegd.
De rechtbank beslist dat verweerder wel het griffierecht van € 49,- aan verzoeker moet betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:41 Awb. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de vereisten voor vergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 februari 2022 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E. Mulder.