ECLI:NL:RBMNE:2022:910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
21/3850
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke WOZ-zaak

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen de door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het jaar 2021. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de procedure heeft verweerder een schikkingsvoorstel gedaan, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat, volgens de Awb, alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De overige door verzoeker genoemde kosten zijn administratiekosten, waarvoor geen bewijsstukken zijn overgelegd.

De rechtbank beslist dat verweerder wel het griffierecht van € 49,- aan verzoeker moet betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:41 Awb. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de vereisten voor vergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 februari 2022 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E. Mulder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3850

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] te [plaats] , verzoeker en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar ingediend tegen de door verweerder vastgestelde waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ-waarde) van zijn woning aan de [adres] te [plaats] over het jaar 2021. Verweerder heeft op 25 augustus 2021 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar ongegrond is. Verzoeker is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 25 november 2021 heeft verweerder een schikkingsvoorstel gedaan aan verzoeker inzake de WOZ-waarde voor belastingjaar 2021 van de [adres] te [plaats] . Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)), omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden.
4. De overige kosten die verzoeker noemt zijn administratiekosten. Deze kosten hoeft verweerder niet te vergoeden, omdat verzoeker geen bewijsstukken heeft meegezonden. Op
het proceskostenformulier staat duidelijk vermeld dat verzoeker bewijsstukken moet meezenden met het proceskostenformulier, dit heeft verzoeker niet gedaan. De enkele stelling dat verzoeker deze kosten heeft gemaakt is onvoldoende om verweerder deze kosten te laten vergoeden.
5. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb). Dit volgt rechtstreeks uit de wet. In verzoekers geval gaat het om een bedrag van € 49,-. Verzoeker zal zich hierover tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.