ECLI:NL:RBMNE:2022:901

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
535161 / HA RK 22-45 535222 / HA RK 22-48
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek in civiele zaken wegens schijn van partijdigheid

Op 25 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in de verschoningskamer, uitspraak gedaan op de verzoeken tot verschoning van mr. R.M. Berendsen, kantonrechter. Verzoeker heeft op 22 februari 2022 een verschoningsverzoek ingediend in twee civiele zaken, waarbij hij vreesde voor een gebrek aan onpartijdigheid. Dit verzoek was ingegeven door omstandigheden die de schijn van partijdigheid konden wekken, met name een ontmoeting van de echtgenote van verzoeker met een oud-collega die informatie deelde over een rechtszaak van haar zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende redenen zijn om te vrezen dat de objectieve onpartijdigheid van verzoeker in het geding zou kunnen zijn. De rechtbank heeft daarbij artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in acht genomen, dat de mogelijkheid biedt voor rechters om zich te verschonen bij dergelijke omstandigheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken tot verschoning gegrond zijn en heeft de griffier opgedragen deze beslissing aan betrokken partijen en de president van de rechtbank toe te zenden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummers/rekestnummers: 535161 / HA RK 22-45
535222 / HA RK 22-48
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 25 februari 2022
op de verzoeken in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
mr. R.M. Berendsen,
kantonrechter,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 22 februari 2022 een verschoningsverzoek gedaan in de zaken:
  • 9599710 ME VERZ 21-192 ( [A] / [bedrijf] B.V.);
  • 9668261 ME VERZ 22-13 ( [B] / [bedrijf] B.V.).
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling van de verzoeken tot verschoning plaatsgevonden.
1.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoeker meent dat sprake is van omstandigheden die de objectief gerechtvaardigde vrees bij één van de partijen voor een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter kunnen wekken. Hij voert hiertoe het navolgende aan.
2.2.
Beide zaken, die deels op hetzelfde feitencomplex zien, zouden op 22 februari 2022 ter zitting worden behandeld. Door omstandigheden is de mondelinge behandeling in beide zaken inmiddels bepaald op 17 maart 2022.
2.3.
Op 21 februari 2022 is de echtgenote van verzoeker met een oud-collega uit eten geweest. Deze oud-collega vertelde de echtgenote van verzoeker over een rechtszaak van haar zoon bij de rechtbank Midden-Nederland locatie Almere en dat de zitting van 22 februari 2022 geen doorgang kon vinden. Zij vertelde verder dat een digitale zitting niet mogelijk was in verband met de gehoorproblematiek van de kantonrechter (verzoeker beschikt over een cochleair implantaat). De echtgenote van verzoeker sloeg daarop aan en wist ook dat verzoeker de volgende dag een zitting zou hebben.
2.4.
De oud-collega van de echtgenote van verzoeker is mevrouw [C] , de moeder van [A] . Verzoeker heeft de moeder van [A] een keer kort bij hem thuis ontmoet. Bij deze stand van zaken acht verzoeker het niet gewenst dat hij de behandeling van de zaak [A] / [bedrijf] B.V verder als kantonrechter voortzet. Nu het in de zaak van [B]
/ [bedrijf] B.V. (deels) om hetzelfde feitencomplex (ook ontslag op staande voet gelijk met [A] ) gaat, meent verzoeker dat dat ook heeft te gelden voor die zaak.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn als bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit de verzoeken van verzoeker blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat de schijn van partijdigheid kan worden gewekt. Bij verzoeker is immers sprake van enige
bekendheid met de moeder van [A] , de verzoekende partij in de zaak 9599710 ME VERZ 21-192. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat daardoor de schijn kan bestaan dat het hem aan onpartijdigheid zal ontbreken. De verschoningskamer ziet hierin een genoegzame grond voor verschoning. Gelet op de samenhang tussen de onder 1 .1 genoemde procedures en het belang bij een gelijktijdige behandeling door dezelfde rechter zal het verschoningsverzoek ook met betrekking tot de procedure 9668261 ME VERZ 22-13 toegewezen worden. De verzoeken zullen daarom gegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart de verzoeken tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, betrokken partijen in de hoofdprocedure, alsmede de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.F. Hermans en mr. A.M. Crouwel als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.
griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.