Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- 9599710 ME VERZ 21-192 ( [A] / [bedrijf] B.V.);
- 9668261 ME VERZ 22-13 ( [B] / [bedrijf] B.V.).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 25 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in de verschoningskamer, uitspraak gedaan op de verzoeken tot verschoning van mr. R.M. Berendsen, kantonrechter. Verzoeker heeft op 22 februari 2022 een verschoningsverzoek ingediend in twee civiele zaken, waarbij hij vreesde voor een gebrek aan onpartijdigheid. Dit verzoek was ingegeven door omstandigheden die de schijn van partijdigheid konden wekken, met name een ontmoeting van de echtgenote van verzoeker met een oud-collega die informatie deelde over een rechtszaak van haar zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende redenen zijn om te vrezen dat de objectieve onpartijdigheid van verzoeker in het geding zou kunnen zijn. De rechtbank heeft daarbij artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in acht genomen, dat de mogelijkheid biedt voor rechters om zich te verschonen bij dergelijke omstandigheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken tot verschoning gegrond zijn en heeft de griffier opgedragen deze beslissing aan betrokken partijen en de president van de rechtbank toe te zenden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.