ECLI:NL:RBMNE:2022:896

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
9288845 UC EXPL 21-4543
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens drugshandel door kinderen in huurwoning

In deze zaak vorderde de stichting KleurrijkWonen de ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op grond van drugshandel door hun kinderen in de huurwoning. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, de aard en ernst van deze tekortkoming niet de ingrijpende gevolgen van ontbinding voor de huurders en hun inwonende gezinsleden rechtvaardigden. De ouders waren niet op de hoogte van de drugshandel en hadden geen directe betrokkenheid bij de activiteiten van hun kinderen. De kantonrechter wees de vordering van KleurrijkWonen af, met inachtneming van de gevolgen voor de betrokken gezinnen, waaronder een zorgbehoevend nichtje en een kleinzoon. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9288845 UC EXPL 21-4543 aw/1370
Vonnis van 26 januari 2022
inzake
de stichting
Stichting KleurrijkWonen,
gevestigd te Tiel,
verder ook te noemen: KleurrijkWonen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T.A. Vermeulen,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. A. Laghmouchi.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding met 10 producties is op 15 juni 2021 bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bezorgd,
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Zij hebben productie 1 bijgevoegd,
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de aanvullende productie 2 nagezonden,
- KleurrijkWonen heeft de aanvullende producties 11 t/m 13 nagezonden,
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 december 2021. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. KleurrijkWonen heeft haar vordering onder 1. van het petitum ingetrokken en haar vordering onder 2. van het petitum gewijzigd in een onvoorwaardelijke vordering. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 19 januari 2022 vonnis zal worden gewezen. Die datum is niet gehaald, de vonnisdatum is nader bepaald op 26 januari 2022.

2.Waar gaat het om?

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] huren van KleurrijkWonen sinds 1 januari 2010 de woning gelegen aan de [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning). Zij wonen daar samen met twee van hun (inmiddels meerderjarige) kinderen: [A (voornaam)] en [B (voornaam)] . Verder wordt de woning bewoond door [C (voornaam)] , een meerderjarig nichtje van [gedaagde sub 2] . [C (voornaam)] heeft een verstandelijke beperking en lijdt aan epilepsie. [gedaagde sub 2] zorgt voor haar.
2.2.
[D] , dochter van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , is volgens de Basis Registratie Personen (BRP) niet woonachtig in de woning. [E] , zoon van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , woonde tot voor kort elders met zijn gezin. Hij huurde ook een woning van KleurrijkWonen.
2.3.
In de algemene voorwaarden van KleurrijkWonen, die deel uitmaken van de huurovereenkomst, is onder andere opgenomen dat de huurder overlast of hinder voor omwonenden moet voorkomen. Onder overlast wordt onder andere verstaan: drugsgebruik en drugshandel (artikel 7 algemene voorwaarden).
2.4.
In het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek naar drugshandel door een groep personen in een crimineel samenwerkingsverband, heeft de politie op 15 februari 2021 een actiedag gehouden. Die dag zijn diverse verdachten aangehouden en is een aantal woningen doorzocht. Die dag is ook de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehuurde woning doorzocht. [D (voornaam)] is door de politie aangehouden in de woning. De politie heeft in diverse ruimtes in de woning drugs en zaken die volgens de politie drugsgerelateerd zijn aangetroffen, namelijk (volgens de bestuurlijke rapportage van de politie):
“In de slaapkamer van [D (voornaam)]
Inbeslaggenomen
- Kom met wit poeder,26,88 gr cocaïne
- Ponypack0,3 gr cocaïne
Aangetroffen
- Weegschaal
- Lege verpakkingsmateriaal (vellen ponypacks)
In de kluis onder het bureau slaapkamer [B (voornaam)]
inbeslaggenomen
- Bakje met pillen ,6 x methylfenidaat en 2 x MDMA
- Gripzakje met kristallen,0,81 gr methafine
- Ponypack,0,05 gr cocaïne
Aangetroffen
- Verpakkingsmateriaal ( zowel vellen als voor gevouwen lege ponypacks)
In de slaapkamer van de ouders
- Geld totaal € 11.700,- ( geseald en duidelijk verborgen onder het nachtkastje)
Aangetroffen verdovende middelen
Van de aangetroffen en inbeslaggenomen drugs in de woning zijn door de forensische opsporing gewogen en getest. De resultaten van de tests zijn hierboven weergegeven.
De politie concludeert daarom dat er op 15 februari 2021 in de woning [adres] , [postcode] [plaatsnaam] een ruime handelshoeveelheid harddrugs aanwezig was.”
2.5.
Verder vermeldt de bestuurlijke rapportage van de politie, voor zover hier van belang:
Bevindingen uit onderzoek
Uit het onderzoek bleek dat er sprake was van een crimineel samenwerkingsverband gericht op de handel in verdovende middelen.
Uit de opgenomen telecommunicatie blijkt dat er zeer waarschijnlijk verdovende middelen worden bewaard in de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] .
Op genoemde adres staan de ouders ingeschreven van [E] .
Uit het onderzoek bleek dat [E] een rol heeft bij het afleveren van verdovende middelen aan klanten. Hierbij maakte hij gebruik van de genoemde woning als opslagplaats en uitvalsbasis. Tijdens het onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat [D] verblijft/woonachtig is op de [adres] te [plaatsnaam] .
Uit het onderzoek telecommunicatie (tappen van telefoongesprekken) is gebleken dat zijn zus [D (voornaam)] en zijn broertje [B (voornaam)] weten dat [E] handelt in verdovende middelen en dat zij diverse klusjes voor hem verrichten.
Uit tap gesprekken tussen [E] en [D] is gebleken dat [D (voornaam)] weet dat haar broer handelt in verdovende middelen en dat zij zelf diverse klusjes verricht voor hem.
Ze brengt hasj naar mensen, praat over witte dingen en verstopt dingen op een geheime plek voor hem. Ook brengt ze een zak met papiertjes voor hem naar buiten. Als [E (voornaam)] het vraagt gaat zij naar een plek om even iets te geven aan afnemers van drugs. Ook wordt gesproken over een pakje in haar kledingkast waar dingen in zitten die ze vervolgens naar een parkeerplaats moet brengen.
Uit tap gesprekken blijkt dat [B (voornaam)] [gedaagde sub 1] toegang heeft tot een kluis. Boven de koelkast liggen paspoorten van mogelijke afnemers, desgevraagd pakt [B (voornaam)] deze voor [E (voornaam)] . [E (voornaam)] geeft in diverse gesprekken met afnemers aan dat zijn broertje komt of dat ze naar zijn broertje moeten gaan. [B (voornaam)] dingen voor [E (voornaam)] moet doen, zoals een grote door de brievenbus gooien, iemand ontmoeten in de bocht voor een 25 of 50 en geld naar [E (voornaam)] moet overmaken.”
2.6.
Bij brief van 23 maart 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden (hierna: de burgemeester) aan KleurrijkWonen meegedeeld dat hij voornemens is de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. KleurrijkWonen heeft (alleen) [gedaagde sub 2] vervolgens bij brief van 24 maart 2021 gevraagd om de huur op te zeggen en vrijwillig uit de woning te vertrekken. Dat heeft zij niet gedaan.
2.7.
Op 6 april 2021 heeft de burgemeester de sluiting van de woning bevolen, met ingang van 14 april 2021 en voor de duur van drie maanden. KleurrijkWonen is van dat sluitingsbevel in kennis gesteld.
2.8.
Vervolgens heeft KleurrijkWonen bij brief aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van 14 april 2021 de huurovereenkomst ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), voor het geval de burgemeester de woning daadwerkelijk zal sluiten.
2.9.
De woning is niet gesloten geweest. De voorzieningenrechter heeft het sluitingsbevel van de burgemeester op verzoek van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] namelijk geschorst, totdat op het bezwaar van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tegen dat sluitingsbevel zal zijn beslist. Na de beslissing op bezwaar, waarbij het sluitingsbevel in stand is gelaten en alleen de feitelijke sluitingsperiode is aangepast, hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich opnieuw tot de voorzieningenrechter gewend. Deze heeft het sluitingsbevel op verzoek van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] nogmaals geschorst, in afwachting van de uitkomst van de beroepsprocedure. Die procedure loopt nog, maar de burgemeester heeft aan zowel [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als aan KleurrijkWonen te kennen gegeven niet meer tot feitelijke sluiting van de woning over te zullen gaan, ongeacht de uitkomst van de beroepsprocedure.
2.10.
[E] wordt strafrechtelijk vervolgd wegens drugshandel. De door hem van KleurrijkWonen gehuurde woning is door de burgemeester gesloten geweest op grond van artikel 13b van de Opiumwet en KleurrijkWonen heeft de huurovereenkomst vervolgens buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 6:231 lid 2 van het BW. [E (voornaam)] is met zijn gezin vrijwillig uit die woning vertrokken. De voorlopige hechtenis van [E (voornaam)] is inmiddels geschorst. Hij is met zijn zwangere vrouw en hun zoon van 6 jaar bij zijn ouders ingetrokken.

3.De vordering van KleurrijkWonen en het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]

3.1.
KleurrijkWonen vordert – na vermindering en wijziging van eis ter zitting – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen zal ontbinden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal veroordelen om de woning te ontruimen en hen zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
KleurrijkWonen legt aan haar vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Zij hebben de woning door hun kinderen laten gebruiken voor drugshandel. Dat is in strijd met artikel 7 van de algemene voorwaarden en met artikel 7:213 van het BW (goed huurderschap). Dat zij van die drugshandel niet op de hoogte waren, is volgens KleurrijkWonen niet geloofwaardig. Zij hadden daarvan in elk geval op de hoogte moeten zijn, omdat zij toezicht op hun kinderen hadden moeten houden. Bovendien hadden zij na de ontdekking van de drugshandel afstand moeten nemen van [E (voornaam)] . In plaats daarvan hebben zij hem en zijn gezin in huis genomen. De tekortkoming van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is zo ernstig dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt, zo stelt KleurrijkWonen.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren als verweer – samengevat – aan dat zij nooit drugs of aan drugshandel verwante zaken, zoals de politie deze heeft aangetroffen, in de woning hebben gezien. Het aangetroffen contante geld is van [gedaagde sub 2] , zij spaarde dat geld van het persoonsgebonden budget van [C (voornaam)] en verstopte dat in de slaapkamer achter het nachtkastje, zodat haar kleinzoon er niet bij kon. Zij betwisten dat zij onvoldoende toezicht op hun kinderen hebben gehouden. Dit kan elke ouder overkomen. Het hele gebeuren heeft tot veel zorgen en spanning geleid en [gedaagde sub 1] heeft als gevolg daarvan een hartaanval gekregen. In de 12 jaar dat zij de woning van KleurrijkWonen huren, hebben zij aan hun huurverplichtingen voldaan en er zijn nooit eerder problemen in de huurrelatie geweest.
3.4.
Verder wijzen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] erop dat niet zij of hun (ten tijde van de doorzoeking van de woning) inwonende kinderen, maar alleen hun (destijds) uitwonende zoon [E (voornaam)] strafrechtelijk wordt vervolgd voor drugshandel. [E (voornaam)] is zijn huurwoning nu kwijt vanwege diezelfde drugshandel. Omdat hij en zijn gezin geen vervangende woonruimte konden vinden, bieden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hen nu onderdak. Zij zijn zeker boos op hun zoon (geweest) om wat hij heeft gedaan, maar van ouders kan niet worden gevraagd dat zij hun zoon en zijn gezin op straat laten staan. Als de gevorderde ontbinding wordt toegewezen worden niet alleen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en hun inwonende kinderen, maar ook hun 6-jarige kleinzoon, hun 6 maanden zwangere schoondochter en het zorgbehoevende nichtje van [gedaagde sub 2] , plotseling dakloos. Mede gelet op hun financiële situatie en de krapte op de woningmarkt is er geen reële mogelijkheid om elders geschikte woonruimte te vinden. De gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst zijn voor hen zo ernstig, dat de vordering van KleurrijkWonen moet worden afgewezen, zo stellen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal de vordering van KleurrijkWonen afwijzen, om de volgende redenen.
4.1.1.
KleurrijkWonen stelt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst door de woning te laten gebruiken voor drugsopslag. Zij verwijst naar de bestuurlijke rapportage van de politie, waarin is beschreven op welke plaatsen de politie bij de doorzoeking van de woning drugs en aan drugshandel gerelateerde zaken heeft aangetroffen. Ook heeft de politie blijkens die rapportage telefoongesprekken afgeluisterd tussen [E (voornaam)] en zijn broertje [B (voornaam)] en tussen [E (voornaam)] en zijn zus [D (voornaam)] , waaruit blijkt dat [E (voornaam)] hen heeft ingeschakeld bij de drugshandel: zij voerden klusjes voor hem uit, zoals het op zijn verzoek afleveren van de drugs die in de woning waren opgeslagen. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.1.2.
Vooropgesteld wordt dat het (laten) gebruiken van de woning voor opslag van drugs en/of drugshandel een tekortkoming van de huurder is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zouden daardoor niet alleen handelen in strijd met artikel 7 van de algemene voorwaarden, maar ook met het goed huurderschap als bedoeld in artikel 7:213 van het BW. Het is een algemeen bekend feit dat drugshandel gepaard gaat met geweldsmisdrijven en andere criminaliteit en leidt tot verloedering van de woonomgeving. Een sociaal verhuurder als KleurrijkWonen heeft er daarom een groot belang bij om drugshandel uit de woonwijk te weren. Dat doet zij door in de huurovereenkomst op te nemen dat het niet is toegestaan de woning te gebruiken voor drugshandel en door streng op te treden tegen huurders die zich toch met drugshandel inlaten.
4.1.3.
Verder is van belang dat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als huurders zelf betrokken zijn geweest bij de opslag van drugs en/of drugshandel. Het zijn hun kinderen [E (voornaam)] , [D (voornaam)] en [B (voornaam)] die (volgens het onderzoek van de politie) hierbij in meer of mindere mate betrokken zijn geweest en de woning daarbij hebben gebruikt. De kinderen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn geen partij bij de huurovereenkomst met KleurrijkWonen. De drugshandel met gebruikmaking van de woning kan alleen als een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst worden aangemerkt als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , als huurders van de woning, daarvan een verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld omdat zij hiervan op de hoogte waren of hadden kunnen en moeten zijn en zij niet hebben ingegrepen, of omdat zij door voldoende toezicht op hun kinderen te houden de drugshandel en/of -opslag hadden kunnen en moeten voorkómen (vgl. HR 22 juni 2007, NJ 2008/352 en HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2952).
4.1.4.
De kantonrechter is er niet van overtuigd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ervan op de hoogte waren dat hun kinderen de woning gebruikten om daarin drugs op te slaan voor drugshandel. Wel kan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden verweten dat zij zich niet hebben afgevraagd waar hun kinderen mee bezig waren. Zij zijn als huurders ten opzichte van KleurrijkWonen namelijk verantwoordelijk voor de woning, die eigendom is van KleurrijkWonen en die zij op grond van de huurovereenkomst mogen gebruiken. Zij hebben zich ten opzichte van KleurrijkWonen verplicht om zich ten aanzien van die woning als goed huurder te gedragen en de woning niet voor drugshandel te (laten) gebruiken. Dit houdt ook in dat zij erop moeten toezien dat personen die zij tot de woning toelaten, zoals hun kinderen, geen activiteiten in of vanuit de woning verrichten die op grond van de huurovereenkomst niet zijn toegestaan. Of die kinderen minderjarig of meerderjarig zijn, inwonend of uitwonend, doet daarbij niet ter zake. Zij stellen dat [D (voornaam)] uitwonend was, maar zij heeft de woning kennelijk wel gebruikt ten behoeve van de handel in en/of opslag van drugs, zonder dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dit hebben opgemerkt of zich daarbij vragen hebben gesteld. [B (voornaam)] was ten tijde van de doorzoeking van de woning door de politie 17 jaar oud en inwonend. Hij had een kluis op zijn slaapkamer waarin de politie drugs heeft aangetroffen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat zij op de hoogte waren van die kluis, die volgens [B (voornaam)] bedoeld was om snoep en koekjes in op te bergen. Het ligt echter niet bepaald voor de hand dat een jongen van 17 jaar behoefte heeft aan een kluis op zijn slaapkamer en al zeker niet met als reden dat hij daarin snoep en koekjes wil opbergen. Dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich daarbij geen vragen hebben gesteld, is bijzonder naïef. Zij hadden in de gegeven omstandigheden kunnen en ook moeten weten waarmee hun kinderen bezig waren, ook zonder dat zij ooit zelf drugs in de woning hebben zien liggen en ook als waar is dat het door de politie aangetroffen grote geldbedrag in de slaapkamer van de ouders, spaargeld is van [gedaagde sub 2] en geen verband houdt met de drugshandel van hun kind(eren). De conclusie luidt dan ook dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Die tekortkoming kan niet meer ongedaan worden gemaakt.
4.1.5.
Dit betekent dat KleurrijkWonen in beginsel het recht heeft om de huurovereenkomst te ontbinden wegens wanprestatie,
tenzijde tekortkoming van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 van het BW). [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben een beroep gedaan op die “tenzij-bepaling”. Volgens hen zijn de gevolgen van de ontbinding in dit geval zo ingrijpend in verhouding tot de geringe ernst van de tekortkoming, dat de gevorderde ontbinding moet worden afgewezen. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.1.6.
Zoals al eerder is overwogen hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zelf niet in drugs gehandeld of drugs opgeslagen. Daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing. Ook kan er in rechte niet vanuit worden gegaan dat zij van de drugshandel door hun kind(eren) en de opslag van drugs in de woning, op de hoogte waren. Het verwijt dat hen treft is aanzienlijk minder ernstig: zij zijn onvoldoende oplettend geweest als het gaat om het handelen van twee van hun kinderen, [D (voornaam)] en met name [B (voornaam)] . Ten aanzien van het handelen van [E (voornaam)] treft hen in dit opzicht geen verwijt: hij woonde elders met zijn gezin en hij heeft de woning niet rechtstreeks, maar via zijn zus en inwonende broertje voor zijn drugshandel gebruikt. Er zijn geen aanwijzingen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van die handelwijze van hun uitwonende oudste zoon op de hoogte waren, of dat zij daarvan op de hoogte hadden kunnen of moeten zijn. Aangenomen kan worden dat juist [E (voornaam)] , die momenteel als enige van de kinderen strafrechtelijk wordt vervolgd, het grootste aandeel heeft gehad in de drugshandel. Het verwijt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kan worden gemaakt van de betrokkenheid van de woning bij drugshandel is ook daarom relatief gering. Verder is niet gesteld of gebleken dat de drugshandel in de directe nabijheid van de woning heeft plaatsgevonden of dat er klanten aan de deur kwamen, met kans op overlast voor omwonenden. De burgemeester heeft ervan afgezien om de woning in het belang van de openbare orde te sluiten. Daaruit kan worden afgeleid dat de woning al langere tijd geen rol meer speelt in het drugscircuit. KleurrijkWonen had mede in dat licht moeten stellen waarom de tekortkoming van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in dit concrete geval toch zo ernstig is, dat de huurovereenkomst niet in stand kan blijven. Dat heeft zij niet gedaan. Haar argument dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] na de ontdekking van de drugshandel afstand hadden moeten nemen van [E (voornaam)] en hem en zijn gezin niet in huis hadden moeten nemen, gaat in dit verband bovendien niet op. Van ouders kan niet worden gevraagd dat zij hun zoon, zwangere schoondochter en 6-jarige kleinzoon op straat laten staan als zij plotseling dakloos worden, in aanmerking genomen dat niet is gesteld of gebleken dat [E (voornaam)] zich nog met drugshandel bezig houdt.
4.1.7.
De ontbinding van de huurovereenkomst heeft tot gevolg dat twee gezinnen dakloos worden: niet alleen het gezin van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , maar inmiddels ook het inwonende gezin van [E (voornaam)] . Gelet op de krapte op de woningmarkt en het grote tekort aan sociale huurwoningen kan aangenomen worden dat het voor deze twee gezinnen moeilijk, zo niet onmogelijk zal zijn om zelfstandig andere, betaalbare woonruimte te vinden. De gevolgen zijn met name ingrijpend voor [C (voornaam)] , het inwonende nichtje van [gedaagde sub 2] dat zorg nodig heeft en daarvoor afhankelijk is van [gedaagde sub 2] . Zij heeft met wat er is voorgevallen in de woning niets van doen gehad. Hetzelfde geldt voor de kleinzoon van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , een kind van 6 jaar oud dat inmiddels ook afhankelijk is van de woning.
4.1.8.
De conclusie luidt dat het verwijt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als huurders kan worden gemaakt van de drugsopslag in de woning, relatief gering is. De aard en ernst van de tekortkoming van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] rechtvaardigen naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval niet de ingrijpende gevolgen die de ontbinding van de huurovereenkomst heeft voor hen en voor hun inwonende gezins-/familieleden. De vordering van KleurrijkWonen zal daarom worden afgewezen.
4.1.9.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en hun kinderen door wat er is voorgevallen gewaarschuwd zijn en dat zij er nu van doordrongen zijn dat zij ervoor zullen moeten zorgen dat de woning in de toekomst op geen enkele wijze meer in verband kan worden gebracht met drugs of drugshandel. Als KleurrijkWonen nog eens geconfronteerd wordt met drugs en/of drugshandel in of vanuit de woning en zij vordert opnieuw de ontbinding van de huurovereenkomst, dan moeten zij er ernstig rekening mee houden dat de kantonrechter die vordering zal toewijzen.
4.1.10.
KleurrijkWonen heeft ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat zij haar eigen proceskosten draagt en dat zij de proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moet betalen. Die kosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden tot vandaag begroot op € 374,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 187,00).
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen als hierna in de beslissing te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt KleurrijkWonen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 374,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt KleurrijkWonen, als zij niet verklaart vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, om de na dit vonnis ontstane kosten te betalen, begroot op € 93,50 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht;
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.