Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2] ,vennoot van de onder 1 genoemde v.o.f.,
[gedaagde sub 3] ,vennoot van de onder 1 genoemde v.o.f.,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] c.s. gedagvaard wegens onrechtmatige daad, nadat zijn ex-echtgenote, mevrouw [B], een groot bedrag aan achterstallige kinderalimentatie had overgemaakt en direct daarna beslag had laten leggen op zijn bankrekening. [eiser] stelt dat de gerechtsdeurwaarder, [gedaagde sub 2], onrechtmatig heeft gehandeld door het beslag te leggen zonder rekening te houden met de beslagvrije voet en door samen te spannen met [B]. De procedure begon met een dagvaarding op 12 mei 2021, waarna verschillende schriftelijke stukken zijn ingediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] was gehuwd met [B] en had twee minderjarige kinderen. Na de echtscheiding had [B] een achterstand in de betaling van de kinderalimentatie, die zij op 20 november 2020 inhaalde door een bedrag van € 7.045,00 over te maken naar [eiser]. Op dezelfde dag legde [gedaagde sub 2] beslag op de bankrekening van [eiser] op verzoek van [B]. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen het beslag, omdat hij meende dat de beslagvrije voet niet was toegepast en dat [B] misbruik maakte van recht. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde sub 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat hij handelde op basis van de executoriale titels die hij van [B] had ontvangen en dat hij de beslagvrije voet correct had toegepast.
De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter concludeerde dat er geen bewijs was dat [gedaagde sub 2] op de hoogte was van de betaling van de achterstallige kinderalimentatie door [B] en dat hij niet onrechtmatig had gehandeld door het beslag te leggen en af te wikkelen.