ECLI:NL:RBMNE:2022:873

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
21/4382
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die vanaf 13 augustus 2018 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, per 12 juli 2019 een ziekmelding gedaan bij het Uwv. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 20 maart 2021, heeft het Uwv vastgesteld dat eiseres 5,15% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering per 9 juli 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, waarop een nieuw onderzoek volgde. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast, maar concludeerde dat eiseres nog steeds niet recht had op een WIA-uitkering, met een nieuwe arbeidsongeschiktheid van 0,6%. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 24 februari 2022 uitspraak gedaan. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv op zorgvuldige wijze tot zijn besluit was gekomen, en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat de medische beoordeling van de psychische klachten juist was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor eiseres geen recht had op de WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4382

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van24 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. de Witte),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

Eiseres heeft vanaf 13 augustus 2018 een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet. Per 12 juli 2019 is eiseres ziekgemeld bij het Uwv. Het Uwv heeft aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Op 20 maart 2021 heeft eiseres bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres beoordeeld. Een arts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn en heeft deze beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arts heeft aanvullend gerapporteerd na ontvangst van de opgevraagde informatie van de huisarts van 29 juni 2021. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft drie functies geduid die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan heeft hij berekend dat eiseres 5,15% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 1 juli 2021 heeft het Uwv bepaald dat eiseres vanaf
9 juli 2021 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om de FML aan te passen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is tot de conclusie gekomen dat één van de eerder geselecteerde functies moeten worden verworpen en heeft daarom een alternatieve functie geselecteerd. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de mate van arbeidsongeschiktheid naar 0,6%.
Met het besluit van 29 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022 door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Het geschil
2. Eiseres voert in beroep aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Eiseres vindt ook dat zij meer beperkingen heeft dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vermeld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Het Uwv ziet in de beroepsgronden geen aanleiding om af te wijken van het bestreden besluit.
Beoordelingskader van de rechtbank
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan eiseres aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en onbegrijpelijkheden in de rapportages kunnen aannemelijk gemaakt worden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.

Medische kant van het bestreden besluit – zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

4. Eiseres voert aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht. Volgens eiseres heeft zij gemeld dat zij onder behandeling is van psycholoog [A] en heeft zij in bezwaar uitdrukkelijk verzocht om daar informatie in te winnen. Dat heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte niet gedaan. Ook heeft er geen spreekuur plaatsgevonden, waardoor de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen goed beeld van de psychische situatie van eiseres heeft kunnen krijgen en er wordt teruggegrepen op de psychiatrische expertise uit 2017.
5. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De primaire arts heeft dossierstudie verricht, heeft eiseres gezien en gesproken op een fysiek spreekuur op 14 juni 2021 van ongeveer 75 minuten, waar ook lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht en heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en heeft alle beschikbare informatie uit de behandelend sector bij haar beoordeling betrokken, waaronder een psychiatrische expertise van
22 november 2017 en informatie van de huisarts van 29 juni 2021. Het is aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep om te beoordelen of ook nog informatie moest worden opgevraagd bij psycholoog [A] en of een spreekuur nodig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 oktober 2021 gemotiveerd toegelicht waarom er in bezwaar geen spreekuur heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase onzorgvuldig heeft plaatsgevonden.

De medische kant van het bestreden besluit – de medische beoordeling

6. Eiseres voert aan dat met de psychische klachten onvoldoende rekening is gehouden. Er is onvoldoende onderkend dat zij met de thans bestaande problematiek niet in staat is om doelmatig te handelen of samen te werken. Zij zal eerst een gerichte behandeling dienen te ondergaan van een psycholoog. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een verklaring van haar psycholoog [A] van 9 november 2021 overgelegd.
Verder vindt eiseres dat zij ten onrechte geschikt wordt geacht voor hele dagen zitten, halve dagen staan en lopen en de hele dag met toetsenbord en/of muis werken. Eiseres voert aan dat ten onrechte geen (forse) urenbeperking is gesteld vanwege energetische tekortkomingen.
7. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 oktober 2021 blijkt dat rekening is gehouden met de psychische klachten van eiseres en dat er beperkingen ten aanzien van de psychische belastbaarheid zijn aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 december 2021 uitgelegd waarom de informatie van de psycholoog van 9 november 2021 niet tot het aannemen van meer beperkingen leidt. De rechtbank kan die uitleg volgen en ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling van de psychische klachten onjuist is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor een deskundigenonderzoek naar de psychische klachten.
De rechtbank stelt vast eiseres geen medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij (meer) beperkt is voor hele dagen zitten, halve dagen staan en lopen en de hele dag met toetsenbord en/of muis werken of dat een (forse) urenbeperking moet worden aangenomen
Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de medische beoordeling.
8. Het Uwv heeft de WIA-uitkering terecht geweigerd.
9. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.