In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2022 geoordeeld over een geschil tussen twee buren over de eigendom van een strook grond. De eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], stelden dat de gedaagde, [gedaagde], geen recht had op de grond tussen hun percelen, omdat de erfafscheiding niet op de kadastrale grens zou staan. De gedaagde voerde aan dat zij door verjaring eigenaar was geworden van de strook grond, omdat het privacyscherm en de erfafscheiding sinds de bouw van de woningen in 1973 op dezelfde plek stonden.
De kantonrechter heeft getuigenverhoren gehouden en de verklaringen van de getuigen, waaronder buren die sinds de oplevering van de woningen in 1973 in de buurt wonen, bevestigd dat de erfafscheiding altijd op dezelfde plek heeft gestaan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde, of haar rechtsvoorgangers, gedurende meer dan 20 jaar onafgebroken het bezit van de strook grond hebben gehad, wat leidt tot eigendom door verjaring. De eisers konden niet voldoende bewijs leveren dat de erfafscheiding ooit op een andere plek heeft gestaan.
De vordering van de eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter concludeerde dat de rechtsvordering van de eisers was verjaard, en dat de gedaagde recht had op de grond op basis van verjaring.