ECLI:NL:RBMNE:2022:866

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
20/4302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitbreiding dakopbouw in strijd met bestemmingsplan en goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig aan de [adres] in [plaats], een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vergroten van een dakopbouw op haar woning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort heeft in een eerder besluit de vergunning verleend, maar na bezwaar van een derde-partij heeft het college deze vergunning herroepen en geweigerd. Het college oordeelde dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan en de goede ruimtelijke ordening, met name vanwege de overschrijding van de maximale bouwhoogte en de negatieve impact op de privacy en het uitzicht van de derde-partij.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college. Tijdens de zitting is gebleken dat er een zonnestudie was ingediend, maar het college bleef bij zijn standpunt dat het bouwplan niet aanvaardbaar was. De rechtbank heeft het beroep op het vertrouwensbeginsel van eiseres beoordeeld, waarbij eiseres stelde dat een casemanager van het college eerder had aangegeven dat de uitbreiding mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat er gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt door de casemanager, en dat het college niet voldoende had gemotiveerd waarom het vertrouwen niet gehonoreerd kon worden.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen acht weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het belang van eiseres tegen de belangen van derden moet worden afgewogen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.V. Lie-A-Lien),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. B.J. Eising).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde belanghebbende], te [plaats]
(gemachtigde: mr. T Meijer).

Inleiding

Eiseres woont aan de [adres] in [plaats] . Derde-partij woont naast eiseres. Eiseres heeft een omgevingsvergunning gevraagd voor het vergroten van een dakopbouw op haar woning. De huidige eerste verdieping zal vergroot worden zodat de eerste verdieping een volledige bouwlaag zal worden. In het besluit van 1 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
Tegen het primaire besluit heeft derde-partij bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is gegrond verklaard in het besluit van 9 november 2020 (het bestreden besluit). Het college heeft het primaire besluit herroepen en besloten om de omgevingsvergunning alsnog te weigeren. Het bouwplan is volgens het college in strijd met het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan) en het college is niet bereid om mee te werken aan een omgevingsvergunning die afwijking van het bestemmingsplan toestaat.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar zoon, bijgestaan door haar gemachtigde.
Tijdens de zitting is gebleken dat eiseres een zonnestudie heeft laten opstellen die nog niet door het college in kleur is ontvangen. De zitting is aangehouden om het college in de gelegenheid te stellen om de zonnestudie te bekijken en hier een nadere reactie op te geven. Het college heeft op 27 mei 2021 laten weten dat de ingebrachte zonnestudie het standpunt van het college niet verandert. Partijen hebben gereageerd op de reactie van het college.
De rechtbank heeft het onderzoek op 28 december 2021 gesloten nadat geen van de partijen heeft aangegeven gehoord te willen worden op een tweede zitting.

Overwegingen

Het bestreden besluit
1. In het bestreden besluit heeft het college alsnog besloten om de omgevingsvergunning te weigeren. Volgens het college is in het primaire besluit niet gezien dat het bouwplan niet voldoet aan artikel 24.1 van de planregels. In dat artikel staat de maximale bouwhoogte opgenomen voor bouwwerken. Het bouwplan is volgens het college hoger dan de maximale bouwhoogte van artikel 24.1. Dat betekent dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat het college moet beoordelen of hij bereid is om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. [1]
2. Het college is na heroverweging niet bereid om de omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan. Het bouwplan is volgens het college ruimtelijk niet aanvaardbaar. Het bouwplan zorgt voor onevenredige nadelige gevolgen door schaduwwerking op het perceel van derde-partij. Daarnaast zal er sprake zijn van een inbreuk op de privacy en wordt het uitzicht van derde-partij belemmerd. De omgevingsvergunning wordt alsnog geweigerd.
Het geschil
3. Eiseres is van mening dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Als geconstateerd zou worden dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dan is er volgens eiseres geen sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Tot slot is eiseres van mening dat zij een geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel door een toezegging van een casemanager van het college. Het college vindt dat hij een goed besluit heeft genomen.
4. Op de zitting heeft eiseres het beroep op het gelijkheidsbeginsel ingetrokken.
Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan?
5. Volgens eiseres moet bij de beoordeling van het bouwplan gekeken worden naar artikel 15.2.3. Dit artikel gaat over het bouwen van een dakopbouw op een hoofdgebouw. Het bouwplan voldoet aan dit artikel. Artikel 15.2.3 van de planregels gaat volgens eiseres voor op artikel 24.1 van de planregels. Daarnaast is er geen strijd met artikel 24.1 van de planregels omdat de maximale bouwhoogte is bepaald door de voorkant van het gebouw. De voorkant van de woning heeft een bouwhoogte van zes meter, deze bouwhoogte geldt voor de gehele eerste verdieping. De maximale bouwhoogte van zes meter wordt volgens eiseres niet overschreden met het bouwplan
6. De rechtbank stelt vast dat vóór het huidige bestemmingsplan het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het voorgaande bestemmingsplan) van kracht was ter plaatse van de woning van eiseres. In dit voorgaande bestemmingsplan waren er twee bouwhoogtes opgenomen voor de woning van eiseres. Voor de voorkant van de woning gold een bouwhoogte van zes meter. Voor de achterzijde van de woning – op de plek waar de eerste verdieping niet is – een bouwhoogte van 3 meter. Deze verschillende bouwhoogtes zijn specifiek in het voorgaande bestemmingsplan opgenomen nadat derde-partij een zienswijze had ingediend over de bouwmogelijkheden die het voorgaande bestemmingsplan mogelijk wilde maken op het perceel van eiseres. Vervolgens is het huidige bestemmingsplan vastgesteld. Uit de toelichting op dit bestemmingsplan volgt dat het huidige bestemmingsplan conserverend van aard is. Dat wil zeggen dat met het bestemmingsplan is beoogd om de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van bestemmingsplan bekend was, als uitgangspunt te nemen. In artikel 24.1 van het huidige bestemmingsplan staat dat de maximale hoogte van bouwwerken de hoogte is die de bouwwerken hebben op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan [bestemmingsplan] . Er moet dus gekeken worden naar de bouwhoogte die de woning van eiseres had bij de terinzagelegging. Niet in geschil is dat de woning van eiseres bij de terinzagelegging een bouwhoogte had die in overeenstemming was met het voorgaande bestemmingsplan. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het voorgaande dat op grond van artikel 24.1 van de planregels er een maximale bouwhoogte van zes meter geldt voor de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning van eiseres. Voor het overige deel van de woning geldt een maximale bouwhoogte van drie meter.
7. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de eerste verdieping. Hierdoor ontstaat er een volledige bouwlaag die een hoogte heeft van zes meter. Het college heeft terecht geconstateerd dat dit bouwplan in strijd is met artikel 24.1 van de planregels en dat eiseres een omgevingsvergunning nodig heeft om af te wijken van het bestemmingsplan. Dat het bouwplan mogelijk niet in strijd is met artikel 15.2.3 van de planregels is niet relevant aangezien de strijd met artikel 24.1 van de planregels blijft bestaan, ook al voldoet het bouwplan aan artikel 15.2.3. van de planregels. Het standpunt van eiseres dat artikel 15.2.3. ‘voorgaat’ op artikel 24.1 is niet nader onderbouwd en volgt niet uit de planregels. Dit standpunt wordt dus niet gevolgd. Het bouwplan is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening
8. In beroep heeft eiseres een zonnestudie laten opstellen door [bedrijf] . Volgens deze zonnestudie is er inderdaad sprake van vermindering van zonlicht maar volgens eiseres is deze vermindering niet onevenredig. De vermindering van uitzicht en privacy is volgens eiseres ook geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren. Eiseres is van mening dat het college ten onrechte heeft geconstateerd dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
9. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beslissingsruimte heeft. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van het bestreden besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
10. Het college heeft de omgevingsvergunning onder meer geweigerd vanwege de schaduwwerking bij derde-partij in de tuin. Uit de door eiseres overgelegde zonnestudie wordt bevestigd dat het bouwplan zorgt voor schaduwwerking bij derde-partij. Uit de zonnestudie blijkt namelijk dat de tuin van derde-partij in de ochtend op meerdere momenten in het jaar extra schaduw heeft door het bouwplan van eiseres. Daarnaast is de omgevingsvergunning geweigerd vanwege inbreuk op de privacy van derde-partij en vermindering van uitzicht vanuit de woning en de tuin van derde-partij. Door eiseres is niet bestreden dat het bouwplan bij derde-partij zorgt voor vermindering van uitzicht en privacy. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening vanwege een vermindering van zonlicht, uitzicht en privacy. De rechtbank vindt dat het college in het bestreden besluit goed heeft uitgelegd waarom hij, na afweging van alle betrokken belangen, van mening is dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond slaagt niet.
Kan eiseres met succes een beroep doen op het vertrouwensbeginsel?
11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij met succes een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel. Voordat de aanvraag voor een omgevingsvergunning is gedaan heeft zij contact gehad met casemanager [A] . [A] heeft volgens eiseres in een e-mail gezegd dat de uitbreiding van de eerste verdieping past in het bestemmingsplan.
12. Het college is van mening dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Uit de e-mail van [A] blijkt volgens het college dat het bouwplan niet volledig is getoetst aan het bestemmingsplan. In de e-mail zijn er alleen uitlatingen gedaan over de toegestane aantal bouwlagen. Daarnaast is [A] niet de ambtenaar geweest die de omgevingsvergunning uiteindelijk heeft verleend. Hierdoor mocht eiseres niet gerechtvaardigd vertrouwen op uitlatingen van [A] , aldus het college.
13. Voor een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel moeten er drie stappen doorlopen worden. De eerste stap is of een uitlating of gedraging gekwalificeerd kan worden als een toezegging. Er is sprake van een toezegging als aannemelijk wordt gemaakt dat er sprake is van een uitlating en/of gedraging van een ambtenaar die redelijkerwijs de indruk wekt van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid wel of niet zal worden uitgeoefend. De tweede stap is of deze toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Als de eerste twee stappen bevestigend worden beantwoord dan betekent dit dat er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt. Bij de derde stap moet vervolgens onderzocht worden of er zwaarwegende belangen zijn die zich verzetten tegen honorering van het opgewekte vertrouwen. [2]
14. De rechtbank stelt vast dat [A] op 8 januari 2020 aan eiseres per e-mail heeft medegedeeld dat de eerste verdieping uitgebreid mag worden en dat “
een uitbreiding van de eerste verdieping gewoon past in het bestemmingsplan”. In de e-mail wordt zonder voorbehoud gesteld dat het bouwplan van eiseres past binnen het bestemmingsplan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als een toezegging. Uit de e-mail blijkt niet dat [A] slechts heeft getoetst aan het bestemmingsplan voor zover het betrekking heeft op het aantal toegestane bouwlagen.
15. De rechtbank is ook van oordeel dat de toezegging toegerekend kan worden aan het college. [A] is een casemanager werkzaam bij het college. Een casemanager is een ambtenaar die bevoegd is om namens het college een dergelijke omgevingsvergunning te verlenen. Op een toezegging van een casemanager moet een burger naar het oordeel van de rechtbank kunnen vertrouwen. Dat [A] niet de casemanager was die de daadwerkelijke omgevingsvergunning heeft verleend is niet van belang. Op het moment dat [A] de e-mail verstuurde was het voor eiseres ook niet duidelijk dat [A] niet de casemanager zou zijn die betrokken was bij haar aanvraag om een omgevingsvergunning.
16. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt in de e-mail van [A] . Gerechtvaardigd vertrouwen hoeft niet gehonoreerd te worden als er zwaarder wegende belangen zijn die zich daartegen verzetten. Het college is van mening dat er geen sprake is van opgewekt vertrouwen en heeft zich niet uitgelaten over de vraag of er sprake is van zwaarder wegende belangen die zich verzetten tegen honorering van het opgewekte vertrouwen. Dat betekent dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepsgrond slaagt.
Hoe gaat de procedure verder?
17. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college moet opnieuw op het bezwaarschrift van eiseres beslissen. Het college zal in de nieuwe beslissing op bezwaar alsnog een belangenafweging moeten maken waarin het belang van eiseres bij de gevraagde omgevingsvergunning wordt afgewogen tegen de overige betrokken belangen, zoals het algemeen belang en belangen van derden. De rechtbank kan deze belangenafweging niet zelf maken. Als het college in de nieuwe beslissing op bezwaar besluit om de omgevingsvergunning te weigeren omdat de betrokken belangen zwaarder wegen dan het belang van eiseres, dan moet het college onderzoeken of, en zo ja in hoeverre aan eiseres enige vorm van vergoeding van schade moet worden geboden die zij heeft geleden doordat zij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de juistheid van de uitlatingen van [A] . [3] Conclusie
18. De rechtbank is van oordeel dat het bouwplan in strijd is met artikel 24.1 van de planregels en dat het college in redelijkheid, na afweging van de betrokken belangen, tot de conclusie kon komen dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
19. Eiseres voert terecht aan dat er sprake is van opgewekt vertrouwen vanwege de e-mail van [A] aan eiseres. Het college heeft niet gemotiveerd of de omgevingsvergunning na afweging van de betrokken belangen al dan niet verleend wordt. Het college moet deze belangenafweging alsnog maken. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college moet binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar nemen.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
21. Ook moet het college de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op: 1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-. Toegekend wordt in totaal € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen acht weken na verzending van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 179,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 februari 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.
3.De rechtbank wijst op de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2385.