ECLI:NL:RBMNE:2022:863

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
9078708 \ MT VERZ 21-1499
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder voor niet aangevraagde bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Almere op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van een bewindvoerder, [A], voor het niet aanvragen van bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten. De rechthebbende, geboren in Suriname, had zijn vermogen onder bewind laten stellen vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand. De bewindvoerder had in de periode van 2019 tot 2021 geen bijzondere bijstand aangevraagd, uit angst voor een fraudemelding, ondanks dat er geen bewijs was voor deze vrees. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de angst voor fraude geen valide reden was om geen aanvraag in te dienen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor de schade die de rechthebbende heeft geleden door het niet aanvragen van de bijzondere bijstand. De bewindvoerder werd veroordeeld tot terugbetaling van € 2.407,54 aan bewindvoerderskosten, waarvan een deel al was voldaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Almere
zaaknummer: 9078708 \ MT VERZ 21-1499
BM nummer : [BM nummer]

Beschikking d.d. 24 februari 2022

Met betrekking tot:
[rechthebbende]
wonende [adres]
[postcode 1] [woonplaats]
geboren te district [district] , Suriname, op [geboortedatum] 1964
hierna te noemen: rechthebbende.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de rekening en verantwoording over 2019, ter griffie ingekomen op 14 september 2020;
  • de aanvulling op de rekening en verantwoording, ter griffie ingekomen op 30 december 2020;
  • de brief van rechthebbende, ter griffie ingekomen op 1 april 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 6 april 2021;
  • de brieven van de voormalige bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 21 april 2021, 5 juli 2021, 3 augustus 2021.

De beoordeling

1.
Bij beschikking van de kantonrechter te Almere d.d. 18 augustus 2015 is het vermogen van rechthebbende onder bewind gesteld op grond van zijn lichamelijke en/of geestelijke toestand. Daarbij is [A] , als zodanig handelende onder de naam [handelsnaam 1] , postadres: Postbus [postbusnummer 1] , [postcode 2] [plaatsnaam 1] , benoemt tot bewindvoerder.
Bij beschikking van de kantonrechter te Almere d.d. 9 december 2021 is [A] ontslagen en [B] , als zodanig handelende onder de naam, [handelsnaam 2] , postadres: Postbus [postbusnummer 2] , [postcode 3] [plaatsnaam 2] , benoemt tot opvolgende bewindvoerder.
2.
Uit de rekening en verantwoording over 2019 is gebleken dat er slechts tot en met maart 2019 bijzondere bijstand voor de bewindvoerderskosten is ontvangen. Op de gevraagde toelichting heeft [A] een beschikking van de gemeente [.] bijgevoegd, waaruit blijkt dat er tot en met 10 april 2019 bijzondere bijstand is verstrekt (met een draagkracht van € 2,75 per maand). In haar toelichting heeft [A] aangegeven dat rechthebbende vaak niet thuis is, hij logeert dan bij familie of zijn vriendin. Hij zou ook kennissen en vrienden helpen met klussen. [A] is bang voor een fraudeprobleem.
3.
Om punt omtrent de bijzondere bijstand en het bewind te bespreken zijn [A] en rechthebbende opgeroepen voor de zitting van 6 april 2021. Rechthebbende heeft zich voor de zitting afgemeld. [A] is wel verschenen en heeft verklaard dat zij geen bijzondere bijstand meer heeft aangevraagd omdat zij bang is dat er een fraudemelding zou komen als de gemeente bijzondere bijstand terug vordert. Met een dergelijke fraudemelding komt rechthebbende niet in aanmerking voor schuldhulpverlening. Desgevraagd heeft [A] aangegeven geen reden te hebben om aan te nemen dat er sprake is van fraude, maar dat rechthebbende relaties heeft en bij familie verblijft. [A] heeft wel bewindvoerderskosten in rekening gebracht bij rechthebbende. Tot de zitting heeft [A] geen bijzondere bijstand meer aangevraagd. De kantonrechter heeft [A] ter zitting opgedragen bijzondere bijstand aan te vragen voor zover mogelijk met terugwerkende kracht.
4.
Bij brief, ter griffie ingekomen op 21 april 2021, stuurt [A] een kopie van het aanvraag formulier voor bijzondere bijstand.
Bij brief van 15 juni 2021 is [A] gevraagd of er inmiddels een beschikking van de gemeente is ontvangen. Daarnaast is zij gevraagd de tussenliggende periode waarin geen bijzondere bijstand is ontvangen bij te passen en hiervan een berekening en schriftelijke bewijsstukken toe te zenden.
Op 5 juli 2021 is ter griffie ontvangen een brief van [A] met bijgevoegd de beschikking van de gemeente [.] waarin vanaf 22 februari 2021 bijzondere bijstand voor de bewindvoerderskosten wordt toegekend met een draagkracht van € 3,46 per maand. Een berekening en terugbetaling ontbreekt van de bewindvoerderskosten in de periode waar geen bijzondere bijstand is ontvangen.
Daarom is bij brief van 6 juli 2021 [A] nogmaals gevraagd een berekening en schriftelijke bewijsstukken van terugbetaling toe te zenden. Daarbij is zij meegedeeld dat de kantonrechter bij geen of onvoldoende reactie voornemens is haar aansprakelijk te stellen.
Op 3 augustus 2021 is de reactie van [A] ter griffie ontvangen. Daarin stelt zij in de periode 11 april 2019 tot en met 21 februari 2021 een bedrag van € 2.407,54 aan bewindvoerderskosten te hebben geïnd. Daarvan heeft zij een bedrag van € 977,41 afgehaald, onder de noemer nog openstaande kosten over 2017 en 2018. [A] stelt dat zij derhalve nog een bedrag van € 1.430,13 moet betalen aan rechthebbende en dat bedrag heeft zij op 3 augustus 2021 teruggestort.
Bij brief van 9 september 2021 is [A] gevraagd waarom zij meent recht te hebben op een bedrag van € 977,41 over 2017 en 2018. Dit bedrag is in de rekening en verantwoordingen over 2017 en 2018 niet opgegeven als vordering op rechthebbende, noch is het bedrag als schuld opgenomen in de schuldenlijst. Ondanks een herinnering, verzonden op 21 oktober 2021, is hierop geen reactie ontvangen van [A] .
5.
In artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op grond van artikel 1:362 BW, dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind, kan de kantonrechter ambtshalve de schade vaststellen, die de rechthebbende door het tekortschieten van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
De kantonrechter is, gelet op de inhoud van de stukken en de behandeling ter zitting, van oordeel dat [A] tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. Het was immers de taak van [A] als bewindvoerder om bijzondere bijstand voor de bewindvoerderskosten aan te vragen. Enkel de angst voor een fraudemelding is niet voldoende om een aanvraag niet te doen. [A] heeft ook geen enkel bewijsstuk aangeleverd om haar angst dan wel vermoeden te ondersteunen. Nu er geen enkele aanleiding is voor het niet aanvragen van bijzondere bijstand voor de bewindvoerderskosten, is de kantonrechter van oordeel dat [A] is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en veroordeeld [A] tot het terugbetalen van € 2.407,54 aan bewindvoerderskosten. Daarvan heeft [A] op 3 augustus 2021 reeds € 1.430,13 voldaan, derhalve resteert nog een bedrag van € 977,41.

De beslissing

De kantonrechter:
- stelt vast dat
[A]toerekenbaar is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder in het bewind over het vermogen van
[rechthebbende];
- veroordeelt
[A]tot vergoeding van het bedrag van € 2.407,54, waarvan
€ 977,41 nog te voldoen aan rechthebbende;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.