Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
ter terechtzittingvan 22 februari 2021 onder meer het volgende zakelijk weergegeven verklaard:
proces-verbaal van verhoor aangeveren het
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft aangever zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
forensisch geneeskundig onderzoek van de GGD Amsterdamvan 7 september 2021 volgt dat onder meer het volgende is opgenomen:
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling.
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
3 (drie) maanden;
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [slachtoffer] wat betreft de materiële schade af;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 (tien) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.