ECLI:NL:RBMNE:2022:86

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
21/2865
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op WIA-aanvraag leidt tot niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft eiseres op 23 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering met ingangsdatum 21 juni 2021. Eiseres heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) op 21 juni 2021 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 6 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Op 2 augustus 2021 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat partijen niet voor een zitting worden uitgenodigd, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het procesbelang van eiseres bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is komen te vervallen, nu verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Daarom heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het beroep van eiseres op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede gericht is tegen het alsnog genomen primaire besluit. De rechtbank heeft besloten dat verweerder het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 374,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 7 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2865

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.H.M.M. Kusters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Op 23 maart 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering per 21 juni 2021.
Bij brief van 21 juni 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiseres.
Op 6 juli 2021 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
Op 2 augustus 2021 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag kan de betrokkene daartegen in beroep gaan zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. [1] Dat is wat eiseres heeft gedaan.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels met het primaire besluit alsnog heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Dit betekent dat het procesbelang van eiseres bij het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is komen te vervallen. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaren.
4. Het beroep van eiseres is op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb van rechtswege mede gericht tegen het alsnog genomen primaire besluit. Met dit besluit is volgens eiseres namelijk niet geheel aan haar beroep tegemoet gekomen. Omdat dit een besluit op een aanvraag is, waartegen bezwaar kan worden gemaakt, ziet de rechtbank aanleiding het beroep in zoverre op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb te verwijzen naar verweerder ter behandeling als bezwaar.
5. Omdat eiseres ten tijde van het instellen van het beroep wegens het niet tijdig beslissen wel een belang had bij dat rechtsmiddel en dat beroep ook voldeed aan de overige ontvankelijkheidseisen van artikel 6:12, van de Awb, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het betaalde griffiegeld van € 49,- vergoedt.
6. Om dezelfde reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is verstreken, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
-verwijst het beroep tegen het besluit van 2 augustus 2021 ter behandeling als bezwaar naar verweerder
-bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 374,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E. Mulder, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 7 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.