ECLI:NL:RBMNE:2022:852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
UTR 22/285
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij verlaagde bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens bijstandsuitkering met 100% was verlaagd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. De verlaging van de uitkering was gebaseerd op de Participatiewet en ging in op 1 januari 2022 voor de duur van twee maanden. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij in acute financiële nood verkeerde.

Tijdens de zitting op 18 februari 2022 heeft verzoeker zijn financiële situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen en dat hij geen geld meer op zijn rekening had. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoeker voldoende middelen had ontvangen in de vorm van giften en leningen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een positief saldo had en dat de kosten voor gezinshereniging gedekt waren door de ontvangen giften en leningen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit van verweerder niet evident onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/285

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: V. Staat).

Procesverloop

In het besluit van 29 december 2021 heeft verweerder de uitkering van verzoeker op grond van de Participatiewet (Pw) vanaf 1 januari 2022 met 100% verlaagd voor de duur van twee maanden.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en een ordemaatregel. [1]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoeker en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder is verschenen mevrouw [A] (Vluchtelingenwerk Nederland).

Overwegingen

Griffierecht
1. Verzoeker heeft gesteld dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om vrijstelling tot het betalen daarvan. Verzoeker heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft verzoeker geen griffierecht te betalen.
Spoedeisend belang
2. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet daarom eerst kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
3. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is niet snel sprake van een spoedeisend belang. In principe kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald. Als dat nodig is, kan daarbij ook de wettelijke rente worden vergoed. Pas als een onomkeerbare situatie dreigt, neemt de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan. Een voorbeeld van zo’n onomkeerbare situatie is faillissement. De voorzieningenrechter neemt ook een spoedeisend belang aan als op een andere manier blijkt dat sprake is van acute financiële nood.
4. De rechtbank heeft op 24 januari 2022 aan verzoeker gevraagd om het spoedeisend belang met nadere stukken te onderbouwen. Verzoeker heeft de rechtbank op 28 januari 2022 bericht dat hij geen geld meer op zijn lopende rekening heeft. Verzoeker heeft ook geen spaargeld waardoor hij nu geen eten meer kan kopen. Verder heeft verzoeker veel kosten moeten maken vanwege de procedure voor gezinshereniging met zijn vrouw en kinderen. Hiervoor is een lening verstrekt door Stichting Steunfonds Vluchtelingenwerk. Verzoeker heeft zijn bankafschriften van de laatste vier maanden overgelegd om zijn financiële situatie te onderbouwen.
5. Op de zitting heeft verzoeker zijn financiële situatie nog verder toegelicht. De kosten voor gezinshereniging zijn ongeveer € 1500,-. Omdat de lening van Stichting Steunfonds Vluchtelingenwerk pas later is verstrekt, heeft verzoeker eerder al geld geleend van particulieren om de kosten te kunnen betalen. Verzoeker wilde deze leningen aflossen en heeft daarom - nadat hij het geld van voornoemde Stichting had ontvangen - twee keer een bedrag van € 500,- aan contact geld opgenomen. Inmiddels heeft verzoeker op 31 januari 2022 opnieuw een lening van € 1000,- ontvangen van een lokaal steunfonds uit Abcoude om rond te kunnen komen.
6. Op basis van de stukken en wat er op de zitting is besproken, oordeelt de voorzieningenrechter dat geen sprake is van een spoedeisend belang om een voorlopige voorziening te treffen. Weliswaar heeft verzoeker kosten moeten maken voor gezinshereniging, maar deze kosten werden gedekt met de giften en leningen die verzoeker heeft ontvangen van Stichting Vluchtelingenkinderen en het Steunfonds Vluchtelingenwerk. Verzoeker heeft namelijk gesteld dat hij ongeveer € 1500,- aan kosten heeft moeten maken voor de gezinshereniging en hij heeft € 1600,- aan giften en leningen ontvangen. Dat verzoeker voor het ontvangst van die giften en leningen ook al leningen heeft afgesloten bij particulieren is niet met stukken onderbouwd. Daarom volgt de voorzieningenrechter verzoeker ook niet in zijn stelling dat hij het bedrag van € 1000,- aan contacten heeft opgenomen om die leningen aan particulieren terug te betalen. Het is dus niet uitgesloten dat verzoeker dit contact geld heeft kunnen gebruiken om in zijn levensonderhoud te voorzien. Daarnaast heeft verzoeker vrij recent (31 januari 2022) opnieuw een lening van € 1000,- een lokaal steunfonds ontvangen wat hij kan gebruiken om te voorzien in zijn levensonderhoud. Tot slot blijkt uit de bankafschriften die zijn overgelegd dat verzoeker nog een positief saldo heeft van € 149,60,-.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
7. Omdat de voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan zij de voorziening alleen nog treffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat het voor de voorzieningenrechter overduidelijk is dat het standpunt van verweerder niet juist is en in de bezwaarfase dus geen stand zal houden. De voorzieningenrechter moet dit kunnen vaststellen zonder grondig onderzoek te doen naar de relevante feiten en/of de wettelijke bepalingen van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelt dat op basis van de overgelegde stukken op dit moment niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.
Belangenafweging
8. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. Om dezelfde twee redenen ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding om een ordemaatregel te treffen.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 24 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De griffier is verhinderd
de uitspraak mede te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).