ECLI:NL:RBMNE:2022:850

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
UTR - 21_371
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang in omgevingsvergunningzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.A.J. Sturhoofd, had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het realiseren van appartementen op het adres [adres 1], [adres 2] en [adres 3]. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de aanvankelijke weigering van de vergunning inmiddels was vervangen door een verleende vergunning op 10 juni 2020. Eiser had aanvankelijk bezwaar gemaakt tegen de weigering van 23 januari 2020, maar de rechtbank stelde vast dat de situatie was veranderd en dat eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De rechtbank concludeerde dat eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beroep, omdat hij geen procesbelang meer had. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van gewijzigde omstandigheden voor de ontvankelijkheid van een beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/371

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser(gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], verweerder
(gemachtigde: mr. O. Claasen).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2020 heeft verweerder geweigerd eiser een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van appartementen op het adres [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te [plaats] . Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 10 juni 2020 heeft verweerder de weigering herzien en de gevraagde vergunning verleend.
Bij brief van 16 juni 2020 heeft eiser om gedeeltelijke intrekking van de op 10 juni 2020 verleende omgevingsvergunning verzocht. Eiser heeft verweerder verzocht om de vergunning voor wat betreft het realiseren van een appartement op [adres 2] in te trekken zodat de oorspronkelijke horecafunctie behouden blijft.
Bij besluit van 19 augustus 2020 heeft verweerder ingestemd met de gedeeltelijke intrekking van de verleende omgevingsvergunning.
Bij besluit van 11 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 10 juni 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft vervolgens tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2021. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] .

Overwegingen

De feiten
1. Eiser is eigenaar van het pand [adres 1] te [plaats] (hierna: het pand). Op 18 juli 2019 heeft hij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van appartementen in dit pand. Verweerder heeft vervolgens de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’
De standpunten van partijen
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaar zich aanvankelijk richtte tegen het besluit van 23 januari 2020. Op grond van 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had het bezwaar van rechtswege mede betrekking op het besluit van 10 juni 2020. Eiser heeft daartegen inhoudelijke bezwaren ingediend.
Eiser heeft volgens verweerder in de tekeningen behorende bij de vergunningaanvraag vier parkeerplaatsen ingetekend. De tekeningen, en derhalve ook de vier daarop ingetekende parkeerplaatsen maken volgens verweerder deel uit van de vergunningaanvraag. De vergunningaanvraag ziet op het realiseren van vier appartementen en vier parkeerplaatsen. In de parkeerplaatsen zijn geen huisnummers ingetekend. Ook is er niet op andere wijze een relatie aangegeven tussen de parkeerplaatsen en bepaalde (andere) (woon)objecten.
Gezien het feit dat aan de parkeereis van drie parkeerplaatsen wordt voldaan, is conform de vergunningaanvraag een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van drie nieuwe woningen.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser daarmee vergund heeft gekregen waar hij om heeft gevraagd. Het feit dat eiser de mening is toegedaan dat slechts één parkeerplaats vereist is voor het bouwplan maakt dit volgens verweerder niet anders. Verweerder stelt dat eiser met zijn bezwaar niet kan bereiken wat hij wil, namelijk dat het aantal parkeerplaatsen in afwijking van zijn aanvraag en het besluit wordt verlaagd. Daarom heeft verweerder hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, wegens het ontbreken van procesbelang.
3. Eiser vindt dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Aan de omgevingsvergunning heeft verweerder de voorwaarde verbonden dat de 3 parkeerplaatsen aan de linkerzijde van het pand, zoals ingetekend op de bij de aanvraag behorende tekening, moeten worden aangelegd en in stand moeten worden gehouden ten behoeve van het parkeren van gebruikers van het pand. Eiser is het daar niet mee eens omdat hij vindt dat bij het verlenen van de vergunning een te grote hoeveelheid parkeerplaatsen wordt ‘ingenomen’. Hij stelt dat verweerder ten onrechte vier in plaats van één parkeerplaats aan onderhavige aanvraag heeft gekoppeld. Door te veel parkeerplaatsen voor onderhavig bouwplan te eisen saboteerde verweerder volgens eiser zijn aanvraag ten behoeve van de legalisatie van [adres 1] en [adres 4] .
Verder voert eiser aan dat hij procesbelang had (en heeft), omdat hij belang had bij een oordeel over de rechtmatigheid van de aanvankelijke weigering in verband met het recht op schadevergoeding. Hij heeft onder meer schade geleden doordat hij tussen het weigeringsbesluit van 23 januari 2020 en de alsnog verleende omgevingsvergunning van 10 juni 2020 huurinkomsten heeft gederfd.
Het toetsingskader
4. Verweerder heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar omdat hij daarbij geen (proces)belang had. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.
De beoordeling
5. Ten tijde van de beslissing op bezwaar liepen er voor eiser nog een aantal aanvragen omgevingsvergunning voor hetzelfde pand. Hij had er op dat moment belang bij om een (rechterlijk) oordeel te krijgen over de vraag hoeveel parkeerplaatsen nodig waren voor de onderhavige omgevingsvergunning, omdat dat mogelijk relevant zou zijn voor de haalbaarheid van de andere lopende aanvragen. Dat verweerder zich op het standpunt stelde dat eiser volgens de tekeningen vier parkeerplaatsen had aangevraagd, maakt dat niet anders. Dat werd immers betwist door eiser. Ten tijde van de beslissing op bezwaar had eiser dus wel degelijk procesbelang.
6. Ter zitting is echter duidelijk geworden dat de overige door eiser aangevraagde omgevingsvergunningen inmiddels zijn verleend. Eiser heeft ter zitting bevestigd dat hij er nu dus geen belang meer bij heeft om een inhoudelijk oordeel te krijgen over de vraag hoeveel parkeerplaatsen er benodigd waren voor het bouwplan. Dat betekent dat eiser nu geen procesbelang meer heeft op dat punt. Zijn belang bij een oordeel over de beslissing op bezwaar is ook niet gelegen in gemaakte proceskosten, omdat zijn gemachtigde in bezwaar niet heeft verzocht om vergoeding van proceskosten.
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij procesbelang heeft omdat de aanvankelijke weigering onrechtmatig was en hij daardoor schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat zij enkel een oordeel kan geven over de beslissing op bezwaar en dat dat oordeel zich dan niet kan uitstrekken tot de (rechtmatigheid van de) aanvankelijke weigering omdat dat besluit al is vervangen door de verleende omgevingsvergunning van 10 juni 2020. Over de (on)rechtmatigheid van de weigering kan de rechtbank niet oordelen. Dat hoeft ook niet, aangezien verweerder dit besluit zelf al heeft ingetrokken en heeft vervangen door de verleende omgevingsvergunning.
Conclusie
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit. Hij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.