ECLI:NL:RBMNE:2022:85
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken beroepsgronden
Op 4 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/2690. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N.J. Brouwer, had op 14 juni 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van een onbekende verweerder. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dit houdt in dat eiser niet de benodigde beroepsgronden had ingediend, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eiseres op 23 juni 2021 en opnieuw op 26 augustus 2021 verzocht om een kopie van het besluit en een toelichting op de redenen van het beroep. Ondanks de aangetekende brief van 26 augustus 2021, heeft eiseres niet gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
De beslissing van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.