5.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 16/236045-21, feit 2
Verdachte heeft dit ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal onder deze omstandigheden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 september 2021, opgemaakt door de officier van justitie A-M.C.V. Fellinger, pagina 18-19;
- een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 augustus 2021, genummerd PL0900-2021277779-3, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 20-21, alsmede de fotobijlage met name de pagina’s 27-30, 42, 44, 56, 59, 60, 62 en 63;
- een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 2 september 2021, genummerd MD1R021043 NOOD/MD1R02104, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 85-86, alsmede de bijlage lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 87-88;
- een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 31 augustus 2021, genummerd PL0900-2021277779-16, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 89-90;
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2022.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16/223716-21, feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde:
De formulieren
Op 21 augustus 2014 heeft verdachte een formulier ten behoeve van een aanvraag bijstandsuitkering Wet werk en bijstand (WWB) ingediend.
Bij besluit van de gemeente [gemeente] is deze bijstand op grond van de WWB verleend met ingang van 15 augustus 2014, naar de norm van een alleenstaande ouder.
Op 24 mei 2016 is het formulier “aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden” ten name van [verdachte] ondertekend. Bij vraag C “mijn woon- of gezinssituatie is sinds de vorige aanvraag veranderd” is geen van de hokjes aangekruist.
Op 21 juni 2017 is het formulier “aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden” ten name van [verdachte] ondertekend. Bij vraag C “mijn woon- of gezinssituatie is sinds de vorige aanvraag veranderd” is het hokje “Nee” aangekruist.
Op 4 juli 2018 is het formulier “aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden” ten name van [verdachte] ondertekend. Bij vraag C “mijn woon- of gezinssituatie is sinds de vorige aanvraag veranderd” is het hokje “Nee” aangekruist.
Op 7 augustus 2019 is het formulier “aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden” ten name van [verdachte] ondertekend. Bij vraag C “mijn woon- of gezinssituatie is sinds de vorige aanvraag veranderd” is het hokje “Nee” aangekruist.
Op 4 augustus 2020 is het formulier “aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden” ten name van [verdachte] ondertekend. Bij vraag C “mijn woon- of gezinssituatie is sinds de vorige aanvraag veranderd” is het hokje “Nee” aangekruist.
De waarnemingen en observaties
Uit het proces-verbaal sociale recherche blijkt het volgende:Uit gegevens Suwinet/RDW is gebleken dat de navolgende voertuigen op naam van de medeverdachte [medeverdachte] stonden geregistreerd:
2018
- Opel Omega met kenteken [kenteken] .
- Opel Astra met kenteken [kenteken] .
2019Opel Omega met kenteken [kenteken] .
2020Opel Omega met kenteken [kenteken] .
Ford Focus met kenteken [kenteken] (periode 19 september 2019- 23 november 2020).
2021BMW met kenteken [kenteken] .
De verdachte had met ingang van 23 november 2020 een BWM met kenteken [kenteken] op naam staan.
In de periode van 15 juli 2019 tot en met 27 augustus 2021 vonden op wisselende tijdstippen waarnemingen plaats. Uit deze waarnemingen kwam naar voren dat:
Maandag 15 juli 2019 - vrijdag 19 juli 2019: iedere ochtend (met uitzondering van de woensdag) werden beide auto’s van de medeverdachte aangetroffen voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Maandag 22 juli 2019 - woensdag 24 juli 2019: telkens was één auto aanwezig.
Dinsdag 20 augustus 2019 - vrijdag 23 augustus 2019: op 20 en 23 augustus waren beide auto’s aanwezig. Op de andere dagen was steeds één auto aanwezig.
Maandag 25 augustus 2019 - vrijdag 30 augustus 2019: iedere ochtend werden beide auto’s van de medeverdachte aangetroffen.
Maandag 2 september 2019 - woensdag 4 september 2019: iedere ochtend werden beide auto’s van de medeverdachte aangetroffen.
Maandag 9 september 2019: beide auto’s van de medeverdachte werden aangetroffen.
Woensdag 25 maart 2020 - vrijdag 27 maart 2020:iedere ochtend waren beide auto’s van de medeverdachte aanwezig (met uitzondering van vrijdagochtend).
Maandag 30 maart 2020 - dinsdag 31 maart 2020: beide auto’s van de medeverdachte waren aanwezig.
Woensdag 1 april 2020 - vrijdag 3 april 2020: beide auto’s van de medeverdachte waren aanwezig.
Maandag 6 april - donderdag 9 april 2020: beide auto’s van de medeverdachte waren aanwezig.
Dinsdag 14 april 2020 - woensdag 15 april 2020: beide auto’s van de medeverdachte waren aanwezig.
Vrijdag 21 mei 2021: zowel de auto van de medeverdachte als de auto van verdachte waren aanwezig.
Dinsdag 25 mei - donderdag 27 mei 2021: zowel de auto van de medeverdachte als de auto van verdachte waren aanwezig.
Maandag 23 augustus 2021 - vrijdag 27 augustus 2021: zowel de auto van de medeverdachte als de auto van verdachte waren aanwezig.
In de periode van 15 april 2020 tot en met 22 april 2020 heeft een observatie plaatsgevonden op de woning [adres] te [woonplaats] .Deze beelden zijn uitgekeken door medewerkers van de sociale recherche Gooi en Vechtstreek. Op de beelden is vastgelegd dat de medeverdachte [medeverdachte] dagelijks bij deze woning van verdachte werd waargenomen en dagelijks op diverse tijdstippen de woning binnenkwam en/of verliet.
De waterstanden
Uit het overzicht van de meterstanden van Vitens met betrekking tot de woning [adres] is het volgende gebleken:
Opnamedatum Opnamewijze Meterstand Periodeverbruik Jaarverbruik
15- 09-2020 Internet 2137m3 208m3 208m3
16- 09-2019 Internet 1929m3 213m3 203m3
29-08-2018 Internet 1716m3 183m3 198m3
26-09-2017 Internet 1533m3 247m3 222m3
16-08-2016 Internet 1286m3 167m3 186m3
(Volgens de landelijke normering van het NIBUD is het jaar verbruik water voor een (3) persoonshuishouden ongeveer 135 m3 (bron: www.nibud.nl).
De conclusie is dat in de genoemde periode, op dit adres meer water is afgenomen, dan landelijk gemiddeld gebruikelijk is voor een drie persoonshuishouden. Het gemiddelde
verbruik vanaf 2014 van de [adres] te [woonplaats] zit tussen de vier a vijf persoonshuishouden.
Doorzoeking woning
Op 31 augustus 2021 vond er een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Hierbij werden de volgende, voor deze zaak relevante goederen, aangetroffen:
Berging onder trap:
In de Tupperware bak met de blauwe deksel zaten alleen maar medicijnen. Deze medicijnen stonden, op één na, op naam van [medeverdachte] , [adres] . Op deze medicijnen stonden verschillende data tussen 22-05-2020 en 28-06-2021.
Op de
salontafel in de woonkamerwerden de volgende zaken aangetroffen:
- Een brief van de RDW met een kentekenbewijs van 10 juni 2021 op naam van [medeverdachte]
geadresseerd aan de [adres] te [woonplaats] .
- Een brief van de RDW met een verbod voor het rijden op de weg van 7 juni 2021 op naam
van [medeverdachte] geadresseerd aan de [adres] te [woonplaats] .
- Een pakketlabel van Euro-Tyre met de tekst: “Afhalen bij: [medeverdachte] Veen , [adres] te [woonplaats] ".
- Een brief van de RDW van 24 november 2020 met als onderwerp kentekenbewijs [kenteken]
. Geadresseerd aan [medeverdachte] [adres] te [woonplaats] .
- Een vaccinatiepaspoort met een registratiekaart coronavaccinatie op naam van [medeverdachte]
van 1 juni 2021.
- Een keuringsrapport van de RDW met als keuringsbewijs geldig tot 08 november 2020 van een Ford Fiesta met kenteken [kenteken] .
- Een tenaamstellingsverslag van een Ford Fiesta met kenteken [kenteken] met als nieuwe
eigenaar [medeverdachte] met als datum: 23-01-2020.
In het
dressoir in de woonkamerwerden de volgende zaken aangetroffen:
- Een verkeersboete van 23 december 2019 op naam van [medeverdachte] met als adres [adres]
te [woonplaats] .
- Een verzoek betalingsregeling van de belastingdienst op naam van [medeverdachte] .
- Een tenaamstellingverslag van de RDW met als datum 10-01-2020 op naam van [medeverdachte]
.
- Een factuur van [bedrijf] B V. van 10-01-2020 op naam van [medeverdachte] [adres] te
[woonplaats] met een totaalbedrag van € 550,-. Op de factuur staat een stempel met: “betaald
10 januari 2020".
In de hal zolderwerd een ordner aangetroffen met daarin onder meer de volgende administratie:
- Bankafschriften van [medeverdachte] tussen 14-12-2015 en 14-01-2016.
- Een huurovereenkomst van [medeverdachte] over de periode 1-3-2016 t/m 1-3-2017 van de
[adres] te [woonplaats] . [adres] te [woonplaats] .
- Een brief van [advocatenkantoor] van 21 april 2016 geadresseerd aan [medeverdachte]
.
- Een brief van [advocatenkantoor] van 23 mei 2016 inzake bezwaar [medeverdachte]
.
- Een boekingsbevestiging van D-Reizen van 30 juni 2016 met als verblijfdatum 26-07-2016
t/m 12-08-2016. Het gaat om een totaalbedrag van € 1.133,50,-. Als deelnemers stonden de volgende personen:
[medeverdachte] , [verdachte] , [A] , [B] .
- Een beslissing op een verzoek om uitstel van betaling van 7 oktober 2016 geadresseerd
aan [medeverdachte] [adres] te [woonplaats] .
- Een brief van Syncasso Gerechtsdeurwaarders van 15/09/2016 met als geadresseerde
[medeverdachte] [adres] te [woonplaats] .
- Een aanvraag chauffeurskaart op naam van [medeverdachte] [adres] te [woonplaats] van 16-02-2017.
In
slaapkamer 4 werden in de kledingkastde volgende zaken aangetroffen:
- Verschillende soorten mannenkleding waaronder onder andere: 24 broeken (jogging), 15
jassen / vesten, 1 badjas, 20 T-shirt, 19 korte broeken en 2 onderbroeken.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek op grond van de Opiumwet werden in de woning [adres] te [woonplaats] op diverse plaatsen contante geldbedragen aangetroffen.Deze contante geldbedragen bleek een totaalbedrag te zijn van tienduizendzeshonderdenacht euro en vijftig cent. Ofwel 10.608,50 euro.
Verbalisant [verbalisant] verklaarde als volgt:
Op 31 augustus 2021 werd er in de woning aan de [adres] te [woonplaats] een
doorzoeking uitgevoerd. In de woning, in de lade van de salontafel, werden een aantal kwitanties aangetroffen van kennelijk contante aankopen, te weten:
• kwitantie platte tv 349.-
• kwitantie platte tv 884,99
• kwitantie tuinmeubel loungeset 595.-
• kwitantie bank /longchair 2845.-.
Op de kwitanties ten behoeve van de twee platte tv’sen de kwitantie bank/longchairstond als geadresseerde genoemd: [medeverdachte] . [adres] te [woonplaats] .
De bankgegevens
Uit de opgevraagde bankgegevens met betrekking tot de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] (rekeningnummer [rekeningnummer] ) over de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2021is het volgende gebleken:
Jaar Besteding boodschappen en geldopnames per maand:
2016 € 724.16
2017 € 419,88
2018 € 73,18
2019 € 20,76
2020 € 529,74
2021 € 93,13 (t/m 20 mei 2021)
Conclusie: in de jaren 2016, 2017 en 2020 liggen de maandelijkse kosten ver boven het ge
middelde voor een alleenstaande man. In 2018, 2019 en 2021 (t/m mei) liggen de maandelijkse kosten ver onder het gemiddelde voor een alleenstaande man.
De gemiddelde boodschappen zijn per maand hangen af van de gezinssituatie. Volgens de landelijke normering van het Nibud zijn de gemiddelde maandelijkse kosten voor een alleenstaande man ongeveer € 209,00.
Uit de opgevraagde bankgegevens met betrekking tot de bankrekening van verdachte (rekeningnummer [rekeningnummer] ) over de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2021is het volgende gebleken:
Jaar Besteding boodschappen en geldopnames per maand:
2016 € 663,52
2017 € 812,20
2018 € 773,69
2019 € 300,00
2020 € 135,00
2021 € 22,75 (t/m 20 mei 2021)
De gemiddelde boodschappen zijn per maand hangen af van de gezinssituatie. Volgens de landelijke normering van het Nibud zijn de gemiddelde maandelijkse kosten voor een alleenstaande moeder met twee kinderen in de leeftijd tussen 14 en 18 jaar ongeveer
€ 424,50.
Besteloverzicht Thuisbezorgd en klantgegevens [webwinkel]
Uit onderzoek naar de bezorgingen via thuisbezorgd.nl is over de gegevens horend bij bankrekening: [rekeningnummer] en e-mailadres: [e-mail adres] @gmail.com en telefoonnummers: [telefoonnummer] en [telefoonnummer] en [telefoonnummer] en [telefoonnummer] het volgende gebleken:
Vanaf 2016 zijn er via thuisbezorgd.nl in totaal 82 bezorgingen naar de [adres] te [woonplaats] gegaan.
- 2016: totaal € 330,15 cash betaald aan thuisbezorgd en via l-deal € 15,75 betaald.
- 2017: totaal € 147,50 cash betaald aan thuisbezorgd en via l-deal € 0,00 betaald.
- 2018: totaal € 0,00 cash betaald aan thuisbezorgd en via l-deal € 214,30 betaald.
- 2019: totaal € 131,40 cash betaald aan thuisbezorgd en via l-deal € 0,00 betaald.
- 2020: totaal € 1.269,57 cash betaald aan thuisbezorgd en via l-deal € 505,93 betaald.
- 2021 ( tot 28 juni 2021) totaal € 212,20 cash betaald aan thuisbezorgd en via I-deal € 233,90 betaald.
Van de 21 betalingen die zijn gedaan aan Thuisbezorgd.nl met bankrekening
[rekeningnummer] ( [medeverdachte] ) staan er 17 genoemd met e-mailadres: [e-mail adres] @gmail.com.
Naar aanleiding van de op de rekening van [medeverdachte] aangetroffen betalingen aan de [webwinkel] werd, op basis van een vordering ex. art. 126nc Wetboek van Strafvordering, van [webwinkel] de volgende informatie bekend:
Bij ons bekend: Klantnummer [klantnummer]
[medeverdachte]
[adres]
[woonplaats]
Geb. datum [1984]
[telefoonnummer]
[e-mail adres] @gmail.com.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of verdachte in de ten laste gelegde periode met de medeverdachte samenwoonde en een gezamenlijke huishouding met hem voerde. In artikel 3, derde lid van de Participatiewet is bepaald dat van een gezamenlijke huishouding sprake is indien (i) twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en (ii) zij ook blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat aan de criteria van het voeren van een gezamenlijke huishouding is voldaan. Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben vanaf 1 januari 2016 gezamenlijk hun hoofdverblijf gehad in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] . De rechtbank baseert dit oordeel op al de hiervoor weergegeven onderzoeksbevindingen, waaronder de vaststellingen dat de medeverdachte op diverse tijdstippen in de ten laste gelegde periode veelvuldig is waargenomen in en bij de woning van verdachte. In deze woning zijn over diverse jaren ook administratie en facturen ten name van de medeverdachte aangetroffen. Daarnaast blijkt uit de rekeningoverzichten, de vaststellingen van Vitens, de aangetroffen herenkleding, de kwitanties van de diverse aangeschafte goederen, de bestellingen van thuisbezorgd.nl en het besteloverzicht van [webwinkel] , dat de medeverdachte zijn hoofdverblijf had op het adres [adres] en een (aanzienlijke) bijdrage leverde in de kosten van de gezamenlijke huishouding.
Vast staat dat de medeverdachte bij vonnis van heden eveneens is veroordeeld terzake de handel in softdrugs. Vast staat ook dat vaak contante betalingen plaatsvonden en dat er in de woning een fors contant geldbedrag is aangetroffen. De rechtbank gaat ervan uit dit geld, alsmede de contante betalingen, verklaard kunnen worden als zijnde de opbrengsten uit de door de medeverdachte gerunde (soft)drugshandel. Deze gelden stelden de medeverdachte in staat om ook een riante bijdrage te leveren aan de kosten van de huishouding. Dat de medeverdachte door contante uitgaven een flinke bijdrage leverde aan de gezamenlijke huishouding, blijkt ook uit geconstateerde afwijkingen in het uitgavenpatroon van verdachte, mede op grond van haar bankrekeningoverzicht naast de vastgestelde landelijke normeringen van het Nibud voor een alleenstaande moeder met twee kinderen. Een constante cash-flow heeft verdachte in staat gesteld om jarenlang ver tot zeer ver boven deze norm en vanaf 2019 ver tot zeer ver beneden deze norm uit te komen.
Vast staat dat de medeverdachte sinds 2016 nooit is gezien op het adres [adres] te [woonplaats] . De rechtbank stelt de begindatum ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten dan ook op 1 januari 2016. Voor een periode vanaf 21 augustus 2014 biedt het dossier onvoldoende aanwijzingen.
Opzetverweer
Door de verdediging is betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken omdat de formulieren door de bewindvoerder werden ingevuld. Verdachte is daar niet in gekend en zij heeft geen idee wat er namens haar is ingevuld. Er was dan ook geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft op 21 augustus 2014 uitkering aangevraagd krachtens de Wet werk en bijstand (WWB). Op deze aanvraag staat vermeld dat verdachte alle veranderingen in haar omstandigheden meteen moet doorgeven aan de Gemeentelijke Sociale Dienst. Verdachte was hiervan dan ook op de hoogte gesteld bij de ondertekening van het aanvraagformulier voor de uitkering.
Verdachte is met ingang van 15 augustus 2014 een uitkering toegekend ingevolge de Wet werk en bijstand, naar de norm van een alleenstaande ouder. Op dit schriftelijk besluit is ook aangegeven dat verdachte een inlichtingplicht heeft en dat veranderingen in de situatie, bijvoorbeeld in het gezin, tijdig aan de uitkeringsinstantie dienen te worden doorgegeven.
Verdachte wist dat zij in ieder geval sinds januari 2016 samenwoonde, en een gezamenlijk huishouding voerde, met de medeverdachte [medeverdachte] . Dit is een evidente verandering in de situatie waarvan verdachte opgave had moeten doen aan de bewindvoerder, die immers namens verdachte en op basis van door verdachte verstrekte inlichtingen, vervolgens de formulieren invulde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit opzettelijk heeft nagelaten, nu zijn hiervan op de hoogte was gesteld bij zowel de ondertekening van de aanvraag als het besluit van 15 augustus 2014 waarbij deze uitkering is toegekend.
Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat, indien een uitkering krachtens de sociale zekerheidswetgeving wordt genoten, wijzigingen die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling/de hoogte van deze uitkering, tijdig aan de betrokken uitkeringsinstantie dienen te worden doorgegeven. Verdachte had, in haar geval, deze wijzigingen tijdig aan haar bewindvoerder moeten doorgeven, die de formulieren immers namens haar en op basis van de door haar, verdachte, aangeleverde gegevens, invulde.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Doordat verdachte met medeverdachte een gezamenlijke huishouding voerde vanaf 1 januari 2016 had verdachte vanaf die datum op de formulieren inzake de bijstand moeten aangeven dat er een verandering was bij de vragen “Mijn woon- of gezinssituatie is sinds de vorige aanvraag veranderd” en “Mijn woon- of gezinssituatie is in de afgelopen 3 jaar veranderd”. Door het formulier niet in te vullen of onjuist in te vullen, terwijl zij samenwoonde en wist dat de gemeente met dit feit bekend wilde raken, heeft de verdachte de gemeente [gemeente] valselijk geïnformeerd en heeft zij valsheid in geschrifte gepleegd.