In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 3 maart 2022, betreft het een geschil over een omgevingsvergunning voor de bouw van een twee-onder-één-kap woning op een perceel in Almere. De vergunninghouder had op 20 mei 2020 een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van een woonhuis met berging. Eiser, de buurman, maakte bezwaar tegen deze vergunning, stellende dat het bouwplan in strijd was met de bedoeling van het bestemmingsplan en dat er een toezegging van de wethouder was gedaan over particulier opdrachtgeverschap in de wijk. De rechtbank behandelde het beroep op 22 september 2021 en heeft de zaak op 3 maart 2022 beoordeeld.
De rechtbank oordeelde dat het bouwplan voldeed aan de voorschriften van het bestemmingsplan en dat er geen weigeringsgronden uit de Wabo van toepassing waren. De rechtbank benadrukte dat de toelichting op het bestemmingsplan geen bindende betekenis heeft en dat de vergunning op basis van een gebonden beschikking is verleend. Eiser's argument dat de bouwplannen zouden leiden tot een waardedaling van zijn woning werd verworpen, aangezien dit niet tot weigering van de vergunning kon leiden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.