ECLI:NL:RBMNE:2022:825
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak na intrekking voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, welke aanvankelijk was afgewezen door verweerder in een besluit van 28 december 2021. Na het indienen van bezwaar heeft verweerder op 1 februari 2022 besloten om de aanvraag alsnog goed te keuren en een urgentieverklaring te verlenen. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld. De rechter heeft vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand, die door een derde beroepsmatig is verleend, op € 1.300,- komen. Dit bedrag is opgebouwd uit punten voor het indienen van het bezwaarschrift en het verzoekschrift, met een waarde per punt en een wegingsfactor. Tevens is vermeld dat verzoekster recht heeft op vergoeding van het griffierecht van € 184,- door verweerder.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.