ECLI:NL:RBMNE:2022:824

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 298
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wonende in Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen een machtiging tot binnentreding van zijn woning door inspecteurs van de gemeente Utrecht. Deze machtiging was afgegeven door de burgemeester op 13 januari 2022, waarna inspecteurs op dezelfde dag de woning zijn binnengetreden. Verzoeker heeft op 24 januari 2022 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker het griffierecht van € 184,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van een aangetekende brief, maar deze brief was retour afzender gestuurd omdat verzoeker deze niet had opgehaald. De voorzieningenrechter oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van verzoeker is om zijn post tijdig op te halen en dat hij zonder goede reden het griffierecht niet tijdig heeft betaald.

Hierdoor verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/298

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en
de burgemeester van de gemeente Utrecht én het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

In de brief van 6 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht aangekondigd dat inspecteurs van de gemeente Utrecht op 13 januari 2022 bij verzoeker langskomen om de situatie in zijn woning te beoordelen.
Op 13 januari 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Utrecht een machtiging tot binnentreding van de woning van verzoeker afgegeven.
Op 13 januari 2022 rond 11.00 uur zijn inspecteurs van de gemeente Utrecht met de machtiging de woning van verzoeker binnengetreden.
Verzoeker heeft op 24 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen de machtiging tot binnentreding én tegen het daadwerkelijk binnentreden van zijn woning. Verder heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Als binnen die termijn het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als voor het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven. [1]
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 26 januari 2022 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Deze brief is op 12 februari 2022 onbestelbaar geretourneerd met de mededeling dat de brief niet is afgehaald (ontvangen door de rechtbank op 16 februari 2022). De voorzieningenrechter stelt vast dat de aangetekende brief naar het juiste adres is verzonden. Uit de track & trace-gegevens van PostNL blijkt dat op 28 januari 2022 om 12:01 uur is geprobeerd om de aangetekende brief bij verzoeker te bezorgen, maar dat dit niet is gelukt. Vervolgens is de brief op 28 januari 2022 om 13:08 bezorgd bij een PostNL-punt, waar verzoeker deze kon ophalen. Omdat verzoeker de brief niet heeft opgehaald, is de brief op 12 februari 2022 retour afzender gestuurd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van verzoeker is om tijdig zijn post op te halen. Verzoeker heeft daarom zonder goede reden het griffierecht niet tijdig betaald.
4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:82, eerste tot en met het derde lid, van de Awb en artikel 8:41, tweede, vijfde en zesde lid, van de Awb.