ECLI:NL:RBMNE:2022:808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
C/16/527204 / HA ZA 21-59
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schadevergoeding na kluisroof bij Rabobank

In deze zaak vordert eiseres, die sieraden en een contant geldbedrag van € 50.000,- claimt, vergoeding van de schade die zij heeft geleden na een kluisroof bij de Rabobank op 2 en 3 maart 2018. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 2 maart 2022 een tussenvonnis uitgesproken waarin eiseres een bewijsopdracht is gegeven. Eiseres moet aantonen dat de gestolen sieraden en het geldbedrag zich ten tijde van de kluisroof in haar safeloket bevonden. De Rabobank heeft erkend aansprakelijk te zijn voor de kluisroof, maar betwist dat de door eiseres geclaimde voorwerpen in het safeloket lagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar vordering te onderbouwen. Eiseres heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de herkomst van het geldbedrag en de inhoud van het safeloket. De rechtbank heeft eiseres opgedragen om te bewijzen wat de inhoud was van de sealbags die op 22 augustus 2006 zijn verhuisd van het Rabobankfiliaal aan de [straatnaam 2] naar het filiaal aan de [straatnaam 1]. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen zijn opgeschort.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/527204 / HA ZA 21-597
Vonnis van 2 maart 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Roethof te Arnhem,
tegen
de coöperatie
COOPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.M.D. van den Beld te Utrecht.
Partijen worden hierna [eiseres] en Rabobank genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 augustus 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • een aanvullende productie van [eiseres] ;
  • de mondelinge behandeling van 13 januari 2022.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.Waar gaat het in deze zaak over?

2.1.
Op 2 en 3 maart 2018 heeft er een inbraak plaatsgevonden bij het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] . Daarbij zijn door klanten van Rabobank gehuurde safeloketten opengebroken. Een groot deel van de inhoud daarvan is gestolen.
2.2.
[eiseres] en haar nicht huurden vanaf 1996 een safeloket bij Rabobank in [plaatsnaam 1] . De safeloketten waren tot 2006 gevestigd in het filiaal ‘aan de [straatnaam 2] ’. De inhoud van hun safeloket is op verzoek van Rabobank op 22 augustus 2006 verhuisd naar het filiaal ‘aan de [straatnaam 1] ’. Daarnaast huurden [eiseres] en wijlen haar echtgenoot tot 10 maart 2017 een safeloket in [plaatsnaam 2] , waarvan zij de inhoud naar eigen zeggen op 10 maart 2017 heeft verhuisd en samengevoegd met de inhoud van het safeloket in [plaatsnaam 1] .
2.3.
Volgens [eiseres] zijn bij de kluisroof een groot aantal sieraden, munten, goud (hierna te noemen: de voorwerpen) en een contant geldbedrag van € 50.000,00 gestolen. [eiseres] vordert in deze procedure onder meer een verklaring voor recht dat Rabobank tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, dan wel dat Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden en dat Rabobank de waarde van de gestolen voorwerpen en het contante geldbedrag vergoedt, in totaal een bedrag van € 236.380,20, vermeerderd met rente en kosten.
2.4.
Rabobank heeft erkend dat zij aansprakelijk is voor de kluisroof. Rabobank betwist echter dat de door [eiseres] gestelde voorwerpen en het contante geldbedrag ten tijde van de kluisroof in het safeloket in [plaatsnaam 1] lagen.

3.De beoordeling van de vorderingen

3.1.
Op [eiseres] rust de stelplicht en de bewijslast dat de voorwerpen en het contante geldbedrag, waarvan zij vergoeding vordert, ten tijde van de kluisroof – in het weekend van 2 maart 2018 – in het safeloket bij het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] lagen en zijn gestolen.
3.2.
Vast staat dat [eiseres] op een eerste inventarisatieformulier van Rabobank heeft aangegeven 30 sieraden te missen. Na het inzien van fotoboeken met voorwerpen, die na de kluisroof zijn achtergelaten in de kluis, heeft [eiseres] het inventarisatieformulier aangevuld en daarbij nog eens 38 voorwerpen geclaimd, samen met het contante geldbedrag van
€ 50.000,00. Enige tijd daarna heeft [eiseres] door een derde een taxatierapport laten opstellen om de waarde van de volgens haar gestolen voorwerpen vast te laten stellen. In dit taxatierapport worden in totaal 118 voorwerpen genoemd en is gebaseerd op mondelinge beschrijvingen van [eiseres] . De rechtbank stelt vast dat de in het taxatierapport genoemde voorwerpen op verschillende punten niet overeenkomen met de eerdere inventarisatielijsten gegeven opsomming. [eiseres] heeft hierover geen duidelijke verklaring kunnen geven.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat zij en haar echtgenoot een groot deel van de gestolen voorwerpen en het contante geldbedrag van
€ 50.000,00 hebben geërfd van haar schoonzus [A (voornaam)] . Deze voorwerpen en het contante geldbedrag zijn volgens [eiseres] – na het overlijden van haar schoonzus in 2014 – uit de woning van [A (voornaam)] gehaald en in het safeloket in het Rabobankfiliaal in [plaatsnaam 2] gelegd.
3.4.
[eiseres] heeft desgevraagd niet kunnen verklaren welke voorwerpen van [A (voornaam)] waren en door wijlen haar echtgenoot zijn geërfd en welke van de geclaimde voorwerpen altijd al in het bezit van haar en haar echtgenoot zijn geweest. Ook heeft [eiseres] gezegd niet te kunnen aantonen dat zij de inhoud van het safeloket in [plaatsnaam 2] in 2017 heeft verhuisd en samengevoegd met de inhoud van het gehuurde safeloket in [plaatsnaam 1] . Dit ligt, gelet op de gemotiveerde betwisting van Rabobank wel op haar weg. Immers Rabobank heeft door middel van het overleggen van de bezoekersregistratie van het safeloket in [plaatsnaam 1] aangetoond dat [eiseres] , noch haar echtgenoot deze na 7 oktober 2010 niet meer heeft bezocht. Volgens Rabobank is het daardoor niet mogelijk dat de voorwerpen, die eerst in het safeloket in [plaatsnaam 2] lagen tot maart 2017, ten tijde van de kluisroof in het safeloket in [plaatsnaam 1] lagen. [eiseres] heeft weliswaar aangevoerd dat de bezoekersregistratie onbetrouwbaar is, maar heeft nagelaten haar stelling nader te motiveren of te onderbouwen. Van [eiseres] had verwacht mogen worden dat ze in ieder geval concrete feiten en omstandigheden had genoemd waaruit zou blijken op welke moment(en) na 7 oktober 2010 zij nog wel bij haar safeloket was geweest. Dat heeft ze niet gedaan.
3.5.
Bovendien heeft [eiseres] tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de herkomst en de aanwezigheid van het contante geldbedrag van € 50.000,00 in het safeloket. [eiseres] heeft het contante geldbedrag niet vermeld op het eerste inventarisatieformulier. Zij heeft op het tweede inventarisatieformulier vermeld dat het contante geldbedrag afkomstig is uit ‘verkoop huis’. In de dagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling heeft zij gesteld dat het geldbedrag is geërfd van schoonzus [A (voornaam)] en afkomstig is uit de voormalige onderneming van de overleden echtgenoot van [A (voornaam)] . [eiseres] heeft de tegenstrijdigheid met de opmerking op het inventarisatieformulier niet kunnen verklaren.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] , mede gelet op de bezoekersregistratie van Rabobank, onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de inhoud van het safeloket in [plaatsnaam 2] , waaronder de voorwerpen en het contante geldbedrag van € 50.000,00 die verkregen zijn uit de erfenis van schoonzus [A (voornaam)] , in 2017 is verhuisd naar het safeloket in [plaatsnaam 1] . Nu [eiseres] op dit punt niet heeft voldaan aan haar stelplicht, wordt zij niet toegelaten tot het leveren van bewijs dat de voorwerpen en het contante geldbedrag, die afkomstig zijn uit het safeloket in [plaatsnaam 2] , zich ten tijde van de kluisroof in het safeloket in [plaatsnaam 1] bevonden en zijn gestolen. De rechtbank zal de vordering op dat punt in het eindvonnis afwijzen.
3.7.
Wel staat tussen partijen vast dat de inhoud van het safeloket van [eiseres] en haar echtgenoot op 22 augustus 2006 is verhuisd van het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 2] ’ naar het filiaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] . De inhoud van het safeloket is blijkens overgelegde documentatie daarvan in drie sealbags met nummers [.] , [.] en [..] verhuisd. Ondanks dat [eiseres] niet heeft getekend voor ontvangst van de sealbags bij het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] , heeft Rabobank niet betwist dat de inhoud van dit safeloket is verhuisd.
3.8.
Het is voor de rechtbank echter nog niet duidelijk welke sieraden zich in het safeloket in [plaatsnaam 1] bevonden en op 22 augustus 2006 zijn verhuisd naar het safeloket in het filiaal ‘aan de [straatnaam 1] ’.
3.9.
De rechtbank draagt [eiseres] daarom op om te bewijzen wat de inhoud was van deze sealbags was en wat zich ten tijde van de kluisroof – in het weekend van 2 maart 2018 – in het safeloket in het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] bevond.
3.10.
In afwachting van de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen wat de inhoud was van de sealbags die op 22 augustus 2006 zijn verhuisd van het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 2] ’ naar het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] en wat zich ten tijde van de kluisroof – in het weekend van 2 maart 2018 – in het safeloket in het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] bevond,
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 maart 2022voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
4.3.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct op de rolzitting van 16 maart 2022 in het geding moet brengen,
4.4.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met december 2022 direct moet opgeven, waarna een dag en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald,
4.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor in beginsel zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. D.J. van Maanen in het gerechtsgebouw te Utrecht aan het adres Vrouwe Justitiaplein 1,
4.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.