ECLI:NL:RBMNE:2022:788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
C/16/533504 / FO RK 22-40
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdijoverdracht van gecertificeerde instelling naar pleegouders met betrokkenheid van biologische ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 maart 2022 een beschikking gegeven over de voogdij van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming, heeft op 12 januari 2022 een verzoekschrift ingediend om de voogdij over de kinderen over te dragen aan de pleegouders. De biologische ouders van de kinderen zijn geen belanghebbenden meer, aangezien hun gezag in 2017 is beëindigd, maar zij zijn wel als informanten uitgenodigd voor de zitting op 10 februari 2022. Ondanks hun uitnodiging zijn zij niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds hun geboorte bij de pleegouders wonen en dat deze hen goed verzorgen en opvoeden. De rechtbank heeft het verzoek van de GI om de voogdij over de kinderen over te dragen aan de pleegouders toegewezen, met inachtneming van het belang van de kinderen. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de zorgen van de biologische ouders over de bezoekregeling, en heeft besloten om hen een afschrift van de beschikking te sturen, ondanks dat zij geen belanghebbenden zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

De beslissing is genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. A. Verouden, griffier. De beschikking is openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/533504 / FO RK 22-40
voogdij
Beschikking van 3 maart 2022
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING [.],
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de GI,
over de kinderen:
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1 (voornaam)] ,
en
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2 (voornaam)] ,
met als belanghebbenden:
[belanghebbende 1]en
[belanghebbende 2],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de pleegouders.

1.De procedure

1.1.
De GI heeft op 12 januari 2022 een verzoekschrift ingediend, met bijlagen.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 10 februari 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [A] , namens de GI,
  • de pleegouders.
[B](hierna te noemen: de moeder) en
[C](hierna te noemen: de vader) waren ook uitgenodigd voor de zitting, als informant, maar zij zijn niet gekomen.
1.3.
Daarna heeft de rechtbank nog de volgende stukken (retour) ontvangen:
  • de niet afgehaalde aangetekende oproepbrief van de moeder, op 11 februari 2022;
  • het e-mailbericht van 14 februari 2022 van de zus, tevens mentor, van de moeder.

2.Waar het over gaat

2.1.
De kinderen van de moeder en de vader zijn:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen sinds (de ziekenhuisperiode na) hun geboorte bij de pleegouders.
2.3.
In de beschikking van 5 juli 2017 van de Rechtbank Rotterdam is het gezag van de moeder en de vader over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] beëindigd. De GI is daarbij belast met de voogdij over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dit betekent dat de GI de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] mag nemen.
2.4.
De GI verzoekt de rechtbank, op grond van artikel 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek, om de GI te ontslaan van de voogdij over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ten gunste van de pleegouders.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal het verzoek toewijzen en de pleegouders belasten met de voogdij over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] dat voortaan de pleegouders de voogdij over hen zullen uitoefenen. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] worden namelijk vrijwel hun hele leven al verzorgd en opgevoed door de pleegouders en zij ontwikkelen zich (naar hun mogelijkheden) goed bij hen. De pleegouders hebben zich bereid verklaard om de voogdij uit te oefenen.
3.3.
Uit het verzoek van de GI blijkt dat de moeder en de vader achter de voogdijoverdracht staan. Wel maken de moeder en de vader zich zorgen of hun contacten met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] blijven doorgaan. Om die reden heeft de rechtbank de moeder en de vader als informanten uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het verzoek, maar zij hebben geen gebruik gemaakt van deze uitnodiging.
Tijdens de mondelinge behandeling is – onder meer – besproken dat de contacten tussen de moeder en de vader en de kinderen ook na de voogdijoverdracht blijven doorgaan. De pleegouders en [instelling] zullen zorgdragen voor de bezoekregeling.
3.4.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank een e-mailbericht ontvangen van mevrouw [D] , de zus en mentor van de moeder. Hieruit blijkt dat de moeder niet op de hoogte was van de mondelinge behandeling van 10 februari 2022. De moeder had de mondelinge behandeling, samen met haar zus of moeder, willen bijwonen.
Uit het e-mailbericht volgt ook dat de moeder en haar familie achter het verzoek staan, maar dat zij vragen hebben over het vervolg van de bezoekregeling tussen de kinderen en de moeder (en haar familie).
In dit kader merkt de rechtbank op dat de moeder was uitgenodigd voor de mondelinge behandeling, maar dat de moeder de aangetekende oproepbrief niet heeft afgehaald, waardoor zij helaas niet op de hoogte was van de mondelinge behandeling.
Tijdens de mondelinge behandeling is wel aandacht besteed aan de zorgen van de moeder en de vader ten aanzien van de bezoekregeling, zoals hiervoor is weergegeven.
3.5.
In beginsel ontvangen alleen belanghebbenden een afschrift van de beschikking. De moeder en de vader zijn geen belanghebbenden, omdat zij geen gezag meer hebben over de kinderen. In dit geval zal de rechtbank toch een afschrift van deze beschikking versturen naar de moeder en haar zus/mentor en de vader, zodat voor iedereen duidelijk is hoe deze procedure is verlopen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
ontslaat
Stichting Jeugdbescherming [.]van de voogdij over:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] ;
4.2.
belast
[belanghebbende 1]en
[belanghebbende 2]met de voogdij over:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] ;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. A. Verouden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.