ECLI:NL:RBMNE:2022:767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
UTR 20/4761
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als schoonmaakster, een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege gezondheidsklachten na een aanrijding. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en eiseres heeft tijdens de zitting haar situatie toegelicht, waarbij zij ook medische informatie heeft overgelegd van een revalidatietraject. De rechtbank heeft het Uwv gevraagd om aanvullende rapporten te overleggen en heeft het onderzoek gesloten zonder nadere zitting. Eiseres betwist de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen.

De rechtbank heeft de medische rapporten van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht die de rechtbank zou doen twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door het Uwv. De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van het Uwv gevolgd, waarin werd gesteld dat eiseres in staat is om de geduide functies uit te oefenen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de WIA-uitkering in stand gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4761

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Tieman).

Inleiding

1. Eiseres werkte als schoonmaakster voor gemiddeld 17,45 uur per week. Op 31 januari 2018 heeft zij zich ziek gemeld voor dit werk in verband met diverse gezondheidsklachten als gevolg van een aanrijding op 30 januari 2018. Na afloop van de wachttijd heeft eiseres bij verweerder (hierna: het Uwv) een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2. Met het besluit van 21 april 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft zich hiervoor gebaseerd op medisch en arbeidskundig onderzoek waaruit volgt dat eiseres 6,23% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. Met de beslissing op bezwaar van 6 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. In de bezwaarfase is opnieuw een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. Dit heeft geleid tot wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres. Uit het medisch en arbeidskundig onderzoek volgt dat eiseres 10,2% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder is dan 35% komt eiseres niet in aanmerking voor een WIA-uitkering en blijft het primaire besluit in stand.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 18 juni 2021 via Skype. Eiseres was daarbij aanwezig, samen met haar zoon [A] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
5. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank de zaak aangehouden. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij sinds januari 2021 een poliklinisch revalidatietraject volgt en dat dit traject nog duurt tot september 2021. Om tot een goede beoordeling van het beroep te kunnen komen heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld om medische informatie te overleggen van het revalidatietraject nadat zij dit heeft afgerond. Het Uwv is vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Het Uwv is daarnaast verzocht om in een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in te gaan op de geschiktheid van de geselecteerde functies voor eiseres, gelet op het vereiste opleidingsniveau en haar beheersing van de Nederlandse taal.
6. Eiseres heeft op 29 september 2021 de eindrapportage overgelegd van de poliklinische revalidatiebehandeling bij Medinello. Op 29 oktober 2021 heeft het Uwv hierop gereageerd met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 oktober 2021 en een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 29 oktober 2021. Vervolgens heeft de rechtbank partijen op 21 januari 2022 gevraagd om toestemming voor het sluiten van het onderzoek zonder nadere zitting. Partijen hebben hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek daarom op 10 februari 2022 gesloten.

Het geschil

7. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid onjuist is vastgesteld. Het Uwv blijft in beroep bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 29 januari 2020, de datum in geding in deze zaak.

Beoordeling van het geschil

Toetsingskader
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Medische beoordeling
9. Eiseres voert aan dat zij in alle rubrieken van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 oktober 2020 meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Volgens eiseres is zij onder andere meer beperkt in het vasthouden en verdelen van de aandacht, het spreken, schrijven en lezen en het gebruiken van de handen en vingers. Daarnaast moet volgens eiseres een urenbeperking worden aangenomen. Eiseres heeft ter onderbouwing de eindrapportage van de poliklinische revalidatiebehandeling bij Medinello overgelegd. Uit dit rapport van 6 augustus 2021 volgt dat eiseres na afloop van het revalidatietraject geen afname van haar pijnklachten ervaart en dat haar energieniveau niet is toegenomen. Desondanks ervaart eiseres lichte vooruitgang bij het verrichten van dagelijkse handelingen doordat zij heeft geleerd om met haar pijnklachten om te gaan. Eiseres heeft er op gewezen dat uit het rapport van Medinello volgt dat zij voor aanvang van de revalidatiebehandeling meer beperkt was, zodat er voor haar gezondheidssituatie op de datum in geding meer beperkingen moeten worden aangenomen.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10.1
Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 16 februari 2020 volgt dat de lichamelijke klachten die eiseres ervaart niet volledig worden ondersteund door medische informatie en het eigen lichamelijk onderzoek van de primaire verzekeringsarts. De primaire verzekeringsarts stelt wel vast dat eiseres als gevolg van haar lichamelijke klachten verminderde functionele mogelijkheden heeft. In de functionele mogelijkheden lijst (FML) van 16 februari 2020 worden voor eiseres daarom ruimschoots beperkingen aangenomen in de rubrieken ‘dynamische handelingen’ en ‘statische houdingen’.
10.2
In de bezwaarfase is door eiseres een brief overgelegd van haar huisarts van
14 september 2020. Hieruit volgt dat eiseres sinds oktober 2019 een behandeling volgt bij een psycholoog in verband met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een milde depressie. Deze informatie is voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding om in de FML van 13 oktober 2020 voor eiseres meer beperkingen aan te nemen in de rubrieken ‘persoonlijk functioneren’ en ‘sociaal functioneren’. Eiseres wordt onder andere beperkt geacht op het functioneren in een werksituatie met veelvuldige storingen en onderbrekingen, op het functioneren in een werksituatie met veelvuldige deadlines en productiepieken en op intensief samenwerking. In zijn rapport van 13 oktober 2020 motiveert de verzekeringsarts waarom er geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen voor de lichamelijke klachten van eiseres. De mate waarin eiseres haar lichamelijke klachten ervaart, wordt niet ondersteund met medische informatie. Daarnaast stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat de lichamelijke klachten die eiseres ervaart tegenstrijdig zijn met de mate waarin deze klachten tijdens lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 13 oktober 2020 zorgvuldig gemotiveerd toegelicht waarom er geen aanleiding is om voor eiseres meer beperkingen aan te nemen. Wat eiseres daar tegenin heeft gebracht, leidt bij de rechtbank niet tot twijfel over de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv.
11. In het aanvullend rapport van 21 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op het door eiseres in beroep overgelegde eindrapport van Medinello. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft dit rapport geen aanleiding om voor eiseres meer beperkingen aan te nemen. Uit het rapport volgt dat er sprake is van enige afname van de belemmeringen die eiseres ervaart als gevolg van haar lichamelijke klachten. Het rapport onderbouwt echter niet waarom eiseres op de datum in geding in deze zaak meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. De in beroep overgelegde medische informatie leidt daarom niet tot een ander standpunt over de gezondheidstoestand van eiseres op
29 januari 2020. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd waarom het eindrapport van Medinello niet leidt tot meer beperkingen in de FML. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De beroepsgrond van eiseres dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen, slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
12. Eiseres voert verder aan dat zij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst om de geduide functies te kunnen uitoefenen en dat de functies niet passen bij haar opleidingsniveau. Eiseres heeft het basisonderwijs in Marokko niet afgerond.
13. In artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is geregeld dat als algemeen geaccepteerde arbeid in aanmerking wordt genomen de functies waarmee betrokkene het meest kan verdienen. Daaronder wordt ook arbeid verstaan waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij deze bekwaamheden als gevolg van ziekte niet kunnen worden verworven. Onder deze bekwaamheden wordt ten minste verstaan de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal. In de Regeling nadere invulling algemeen gebruikelijke bekwaamheden van 15 september 2004 [1] is vastgelegd dat hieronder wordt begrepen het verstaan en spreken van de Nederlandse taal op een eenvoudig niveau, met alledaags woordgebruik en in een laag tempo. Deze vaardigheden zijn in arbeid van belang om een opdracht of een waarschuwing te kunnen begrijpen of nadere instructies te vragen.
14. In zijn rapport van 5 november 2020 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie functies aan eiseres geduid op basis waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld. In deze functies is opleidingsniveau 2 van toepassing. Dit opleidingsniveau houdt in dat de verzekerde moet kunnen lezen, schrijven en rekenen op eind basisschoolniveau. In zijn aanvullend rapport van 29 oktober 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat de opleiding en (werk)ervaring van eiseres zodanig zijn dat deze gelijk gesteld mag worden met iemand die het basisonderwijs volledig heeft doorlopen. Daarbij is van belang dat eiseres geen analfabeet is en op de basisschool in Marokko heeft leren lezen, schrijven en rekenen. In Nederland heeft eiseres vervolgens een NT2 taalcursus gevolgd en heeft zij voor diverse werkgevers als schoonmaakster gewerkt. Uit contact met voormalige werkgevers van eiseres volgt dat eiseres haar werkzaamheden goed en zelfstandig kon uitvoeren. Zij was in staat om werkschema’s en planningen te lezen en hierop aantekeningen te maken. Daarnaast kan eiseres een eenvoudig gesprek in het Nederlands volgen en antwoord geven. Dit laatste volgt ook uit het contact met eiseres tijdens de hoorzitting, waarbij het gesprek met de verzekeringsarts bezwaar en beroep volledig in het Nederlands is gevoerd. Gelet op het voorgaande acht de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eiseres geschikt om de geduide functies zonder problemen te kunnen uitoefenen.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 5 november 2020 en het aanvullend rapport van 29 oktober 2021 overtuigend gemotiveerd dat eiseres in staat moet worden geacht om de geduide functies zonder problemen te kunnen verrichten. De enkele stelling van eiseres dat zij niet in staat is om de geduide functies uit te oefenen leidt bij de rechtbank niet tot twijfel over de juistheid van deze beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

16. Uit deze uitspraak volgt dat het Uwv zich voor zijn beoordeling mocht baseren op de rapporten van zijn verzekeringsartsen. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie ingebracht waardoor de rechtbank is gaan twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. Uit de arbeidskundige beoordeling volgt dat eiseres in staat is om de geduide functies uit te oefenen. Ook de arbeidskundige beoordeling blijft in beroep in stand. Dit betekent dat het door het Uwv berekende arbeidsongeschiktheidspercentage gelijk blijft en de afwijzing van de WIA-uitkering in stand kan blijven.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(de rechter is buiten staat de
uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Stcrt. 2004, 182.