ECLI:NL:RBMNE:2022:764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
16/259657-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging door beveiliger in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2022, stond de verdachte, een beveiliger, terecht voor openlijke geweldpleging. De zaak kwam voort uit een incident op 27 oktober 2019 in Utrecht, waar de verdachte betrokken was bij een confrontatie met een slachtoffer, die verdacht werd van winkeldiefstal. Tijdens de zitting op 15 februari 2022 werd de vordering van de officier van justitie, mr. A.P. Altena, besproken, evenals de verdediging door mr. L.S.J. de Korte, advocaat van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van openlijke geweldpleging. De verdachte had verklaard dat hij tijdens de worsteling met het slachtoffer, die hem aanviel, zijn hand openhaalde aan een hek. De medeverdachte, ook een beveiliger, had vervolgens geweld gebruikt tegen het slachtoffer, maar de verdachte had geprobeerd dit te stoppen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen opzet had gehad op het geweld dat door de medeverdachte werd toegepast en dat zijn handeling van het zetten van een voet op het slachtoffer niet als gewelddadig kon worden gekwalificeerd.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij op enig moment opzet had gehad op het geweld van de medeverdachte. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/259657-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.S.J. de Korte, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 27 oktober 2019 te Utrecht openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van het ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde. Hij voert aan dat verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld, omdat verdachte zelf geen geweld heeft gepleegd. Het plaatsen van de voet op de borst van het slachtoffer is volgens de raadsman geen vorm van geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van openlijke geweldpleging.
Voor een veroordeling voor openlijke geweldpleging is vereist dat verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante bijdrage of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Verdachte is werkzaam als beveiliger. Hij heeft tijdens zijn dienst [slachtoffer] staande gehouden omdat [slachtoffer] van winkeldiefstal werd verdacht. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem daarop heeft aangevlogen en zij in een worsteling zijn geraakt. Verdachte heeft door de worsteling zijn hand opengehaald aan een hek. Nadat [slachtoffer] was gekalmeerd, kwam medeverdachte [medeverdachte] , ook werkzaam als beveiliger, ter plaatse. [medeverdachte] heeft vervolgens (onverwacht) fysiek geweld toegepast tegen [slachtoffer] door hem meerdere malen te schoppen tegen de benen, buik en rug. Ook heeft [medeverdachte] [slachtoffer] geslagen tegen het lichaam. Verdachte en een getuige hebben verklaard dat verdachte [medeverdachte] meteen heeft gesommeerd te stoppen. Ook heeft verdachte verklaard zijn voet op [slachtoffer] te hebben gezet omdat hij bang was dat als [slachtoffer] zou opstaan, het geweld zou escaleren. Hij verklaarde ook dat hij zijn handen daar niet voor kon gebruiken omdat één hand nog open lag. Toen [medeverdachte] geen gehoor gaf aan de sommaties van verdachte, heeft verdachte [medeverdachte] opzij geduwd waarna het geweld stopte.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande niet bewezen dat verdachte op enig moment opzet heeft gehad op het toegepaste geweld door [medeverdachte] . Het zetten van de voet op het lichaam van [slachtoffer] kan evenmin worden gekwalificeerd als een gewelddadige handeling. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en E.J. van Rijssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2019 te Utrecht openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats het Moreelsepark en/of het Stationsplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- een of meermalen te trappen/schoppen tegen de benen en/of de buik en/of de rug en/of het hoofd van die [slachtoffer] , althans tegen zijn lichaam,
- een of meermalen te slaan/stompen tegen de benen en/of de buik en/of de rug en/of het hoofd van die [slachtoffer] , althans tegen zijn lichaam,
- te trekken aan en/of vastpakken van de benen van die [slachtoffer] , althans aan zijn lichaam,
- een voet/been op het lichaam van die [slachtoffer] te zetten en/of houden;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )