ECLI:NL:RBMNE:2022:760

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
16/211048-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing door twee of meer verenigde personen in jeugdstrafrecht

Op 1 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. De zaak betreft een gewapende overval op de Blokker in Almere op 2 april 2019, waarbij de verdachte samen met een of meer anderen de slachtoffers heeft bedreigd met een vuurwapen en een klauwhamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de winkel zijn binnengegaan met gezichtsbedekking en geweld hebben gebruikt om de medewerkers te dwingen geld af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast is er een gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de overval. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.000,-- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/211048-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan het [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 15 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 2 april 2019 in Almere, samen met een of meer anderen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van ongeveer 400 euro toebehorend aan de winkel [winkel 1] ,
en/of
op 2 april 2019 in Almere, samen met een of meer anderen, een geldbedrag van ongeveer 400 euro heeft gestolen van de winkel [winkel 1] met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde afpersing, in vereniging gepleegd, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de stukken in het dossier enkel losse opvallende punten naar voren komen waaruit niet kan volgen dat verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde. De signalementen zijn niet concreet en niet voldoende onderscheidend. Uit de appgesprekken volgen geen aanwijzingen voor de betrokkenheid van verdachte. Het masker dat een van de overvallers aanhad komt niet overeen met het masker op de foto die is aangetroffen op de telefoon van verdachte. Er is geen sprake van dezelfde modus operandi als bij de overval op de KFC. Bovendien is de gestelde modus operandi niet geconcretiseerd. Evenmin is er sprake van een situatie die evident schreeuwt om een verklaring van verdachte. Er is enkel sprake van indirecte aanwijzingen die niet kunnen worden gekwalificeerd als wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vanochtend, 2 april 2019, was ik in de [winkel 1] in Almere. Ik stond met mijn rug naar de hoofdingang en voelde dat iemand aan mijn bodywarmer mij naar achteren trok. Ik voelde dat ik naar achteren werd getrokken. Ik draaide mij om en zag dat er een jongen voor mij stond welke ik niet ken. [2]
Ik zal deze jongen omschrijven als NN1.
Ik hoorde NN1 zeggen: “Meekomen, meekomen, waar is het geld, is er een kluis.” Ik zag dat NN1 met volgens mij zijn rechterhand een vuurwapen vasthield en op mij richtte.
Ik zag tegelijkertijd dat mijn collega [slachtoffer 2]
[de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 2] ]welke ook aan de voorzijde van de winkel stond, bij haar haren werd gegrepen door een andere jongen.
Ik hoorde NN1 continue vragen: “Waar is de kluis, waar is het geld.”
Ik zag dat NN2 met een hamer op oranje brievenbussen ging slaan welke ook in het kantoor stonden. [3]
[slachtoffer 3]
[de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 3] ]opende op de begane grond met een drukknopje de deur welke weer toegang geeft tot de winkel. Ik denk dat NN2 bij deze deur bleef staan en zag dat NN1 met [slachtoffer 3] en mij naar de kassa's van de klantenservice liepen. Ik opende vanaf de ingang gezien de meest rechterkassa. Ik zag dat [slachtoffer 3] de kassa hiernaast opende. Ik zag dat NN1 aan de andere kant van de toonbank stond en een plastic tas open vasthield naast de toonbank zodat het geld er in geschoven kon worden.
Ik pakte eerst al het briefgeld uit de kassa en legde dit op de toonbank. Daarna pakte ik de kleingeld bakjes en gooide dit leeg op de toonbank. Ik hoorde dat NN1 bleef vragen om geld.
Ik zag dat al het geld van de kassa waar ik voor stond, op de toonbank lag.
Ik zag dat NN1 het geld in de bovengenoemde tas schoof.
Ik zag dat NN2 nog in de deuropening stond richting het magazijn en zag dat NN1 richting hem liep. Ik zag dat zowel NN1 als NN2 beide door deze deur heen gingen en zag ze daarna niet meer. Ik zag dat de deur van de nooduitgang op een kier stond. [4]
[slachtoffer 2]heeft als bedrijfsleider mede namens de [winkel 1] aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 april 2019 was ik in de [winkel 1] in Almere. Omstreeks 10:15 uur kwamen er twee personen de winkel binnen. Ik zag dat er één persoon met een hamer op de stellingen en op onze spullen ging slaan. [5]
Ik hoorde dat de eerste verdachte zei: “Jij moet mee, naar achteren.” Ik voelde dat deze verdachte mij bij mijn haar vastpakte. Het lukte mij om los te rukken, waarna hij mij vastpakte bij mijn bodywarmer van de [winkel 1] .
Ik hoorde dat hij bleef herhalen: “Naar achteren, naar achteren. Mee jij.” Ik zag dat de verdachte bleef slaan met die hamer tegen de stellingen van de winkel. [6]
[slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 april 2019 was ik omstreeks 10:20 uur in de [winkel 1] in Almere. Toen ik vervolgens stond keek ik langs de stelling heen en zag ik dat er op het midden looppad van de winkel mijn bedrijfsleidster [slachtoffer 2]
[de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 2] ]stond met een man. Ik zag dat de man aan haar haren trok en ik zag dat [slachtoffer 2] zich probeerde los te rukken.
Ik zag op dat moment dat hij nog steeds aan haar haren trok en dat hij met zijn andere hand een hamer vasthield, hij had de hamer vast en maakte daarmee slaande bewegingen naar de artikelen in de winkel. De artikelen stonden op de stellingen en vielen door de slaande bewegingen van de hamer op de grond.
Ik voelde ineens dat iemand aan de achterkant van mijn bodywarmer trok. Ik werd geduwd richting de toegangsdeur naar het grote magazijn, kantoor en kantine. Toen ik in richting de toegangsdeur liep van het grote magazijn, kantoor en kantine had de persoon die mij vasthield en duwde ook iets in zijn hand, ik dacht dat dit een zwarte vuurwapen was. Hij had het vuurwapen vast met zijn linkerhand gericht op de zijkant van mijn hoofd. Toen zag ik ineens dat er ook nog een andere man was die leek op de man die mij vasthield. Ik zag dat de man [slachtoffer 1] vast had aan haar bodywarmer. [7]
Ik zag dat de mannen meteen naar beneden gingen. Wij moesten mee met de mannen. 1 man bleef bij ons en de andere man was weg. De man die bij ons was die zei dat we naar de klantenservice moesten gaan. Daar hadden [slachtoffer 1] en ik allebei een kassa geopend en het geld eruit gehaald. Ik zag dat de man een tas uit zijn jaszak pakte. Het was een plastic tas. De man deed de tas open en wij moesten het geld in de tas doen. [8]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 4 april 2019 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 1] , de ladespecificatie kasopmaak van dit filiaal van de [winkel 1] .
Uit de kassalade met het kassanummer 77472 mist er een totaalbedrag van € 209,05. Uit de kassalade met het kassanummer 77482 mist er een totaalbedrag van € 171,03.
Het totaal weggenomen (schade)bedrag betreft: € 380,08 [9]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 5 april 2019 bekeek ik de camerabeelden van de [winkel 1] , gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] en bevond het volgende:
Als het camerasysteem dinsdag 2 april omstreeks 10:25 uur aangaf, zag ik dat er twee personen de winkel in komen lopen. Ik zag dat verdachte 1 een donkerkleurig op een vuurwapengelijkend voorwerp in zijn rechterhand droeg. Ik zag dat hij direct op getuige [slachtoffer 1] afliep. Ik zag dat hij zijn rechterarm omhooghield met in zijn hand een vuurwapen en deze gericht hield op het hoofd van getuige [slachtoffer 1] .
Ik zag dat verdachte 2 een klauwhamer in zijn rechterhand vast had. Ik zag dat hij met de klauwhamer op de stelling sloeg waar getuige [slachtoffer 1] stond. [10]
Ik zag dat verdachte 2 direct doorliep en links om dit schap liep het middenpad van de winkel in. [11] Ik zag dat daar een persoon direct rechts achter de eerste stelling stond. Ik verbalisant herken deze vrouw als de aangeefster [slachtoffer 2] . Ik zag dat zij naar verdachte 2 keek en wegrende richting de rechterzijde van de winkel, gezien vanaf de camerapositie. Ik zag dat verdachte 2 achter haar aanrende en haar vastpakte.
Ik zag dat verdachte 1 tegelijkertijd getuige [slachtoffer 1] met zijn linkerhand bij haar bodywarmer pakte en dat hij haar meetrok naar de rechterzijde van de winkel. Ik zag dat hij zijn rechterarm gestrekt voor zich uithield. Ik zag dat hij in zijn rechterhand nog steeds een op een vuurwapengelijkend voorwerp had. [12]
Ik zag dat verdachte 2 met zijn rechterhand het vuurwapen richtte op verdachte 1 en aangeefster [slachtoffer 1] . [13]
Ik zag dat zowel getuige [slachtoffer 1] als getuige [slachtoffer 3] achter de balie gingen staan van de kassa’s. Ik zag dat getuige [slachtoffer 1] de kassalade van de linker kassa openmaakte doormiddel van in te loggen op het computersysteem. Ik zag dat verdachte 1 voor de balie van deze kassa’s kwam staan. Ik zag dat hij zijn rechterarm gestrekt voor zich uithield met in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Ik zag dat hij deze richtte op de getuigen achter de balie. [14]
Ik zag dat verdachte 1 de plastictas van de supermarkt Plus opende en deze boven de balie vasthield. Ik zag dat getuige [slachtoffer 1] het geld uit de kassalade op de balie weglegde. Ik zag dat verdachte 1 dit pakte en in de plastictas van de supermarkt Plus stopte. [15]
Ik zag dat verdachte 1 vervolgens voor de balie gaat staan waar de rechterkassa is. Ik zag dat hij spullen van de balie afpakte en dit in zijn plastictas van de supermarkt Plus stopte.
Ik zag dat hij vervolgens omdraaide en wegrende tussen de schappen door naar de linker achterzijde van de winkel. Aldaar zit de deur gevestigd richting het kantoor en magazijn. [16]
Ik zag op camera 6, de camera aan de achteruitgang, dat de verdachten op 2 april 2019 omstreeks 10:27 uur via de achteruitgang de winkel verlaten en wegrennen richting het [straat] . [17]
Ik kan de twee verdachten als volgt omschrijven:
Verdachte 1:
Smal tot normaal postuur
Negroïde huidskleur [18]
Voor zijn gezicht draagt hij een witkleurig masker ofwel sjaal met een donkerkleurige streep over het midden
Donkerkleurig vuurwapen. [19]
Verdachte 2:
Smal tot normaal postuur
Blanke tot licht getinte huidskleur [20]
Donkerkleurige sjaal voor de neus en mond
IJzeren hamer [21]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In het proces verbaal van bevindingen met documentcode 2019040509153625 werden de camerabeelden van de [winkel 1] omschreven. Op foto 14 van dit proces-verbaal is te zien dat een verdachte een wit masker droeg wat de kin tot en met de neus van de verdachte bedekt. Op de foto is te zien dat op het masker een dunne zwarte lijn rondom de neusstreek loopt. Ter hoogte van de lippen is op het masker een dikke donkere lijn te zien die loopt van wang tot wang.
Uit het onderzoek 25Rockport, in het proces-verbaal van bevindingen met pvnummer 222, blijkt dat op de telefoon van verdachte [verdachte] een foto staat waarop verdachte [medeverdachte 1] een masker droeg waarvan de uiterlijke kenmerken overeenkomen met het masker bij de overval op de [winkel 1] . Op dit masker is namelijk dezelfde dunne zwarte lijn rondom de neus zichtbaar. [22]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
GEBRUIKER TEL [telefoonnummer]
Uit het onderzoek 25Rockport blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [23]
VOOR DE OVERVAL
Te zien is dat het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik is bij verdachte [verdachte] , voor de overval drie maal gepoogd heeft contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] op te nemen, welke in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 1] .
[telefoonnummer] [verdachte] [telefoonnummer] 02-04-2019 09:12:27 2
[telefoonnummer] [verdachte] [telefoonnummer] 02-04-2019 08:45:32 2
[telefoonnummer] [verdachte] [telefoonnummer] 02-04-2019 08:45:23 2 [24]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
GEBRUIKER TEL [telefoonnummer]
Op 19 juli 2018 verklaarde [medeverdachte 2] dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [25]
VOOR DE OVERVAL
Te zien is dat het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2] , voor de overval twee maal contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik is bij medeverdachte [verdachte] .
inkomend GESPREK 02-04-2019 08:02:36 88 [telefoonnummer] [adres] [woonplaats] [telefoonnummer] [verdachte] , [adres] [woonplaats]
inkomend GESPREK 02-04-2019 08:29:38 15 [telefoonnummer] [adres] [telefoonnummer] [verdachte] , [adres]
TIJDENS DE OVERVAL
Op 2 april 2019 om 10:29 uur straalt hij de telefoniemast aan op de [adres] te Almere, inde nabije omgeving van de woning van verdachte [medeverdachte 2] , op de [adres] te [woonplaats] .
De contacten betreffen uitgaande gesprekken richting het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik is bij verdachte [verdachte] . Het betreffen allen gesprekken van 2 seconden. [26]
uitgaand GESPREK 02-04-2019 10:29:37 3 [telefoonnummer] [adres] [woonplaats] [telefoonnummer] [verdachte] , [adres] [woonplaats]
uitgaand GESPREK 02-04-2019 10:29:51 2 [telefoonnummer] [adres] [telefoonnummer] [verdachte] , [adres] [27]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
GEBRUIKER TEL [telefoonnummer]
Uit het onderzoek 25Rockport blijkt dat verdachte [verdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [28]
Op 2 april 2019 in de ochtend is het volgende te zien:
Te zien is dat het telefoonnummer [telefoonnummer] wat in gebruik is bij verdachte [verdachte] , voor de overval contact heeft met twee verschillende telefoonnummers. Er zijn twee uitgaande gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Ook heeft hij twee maal een uitgaand gesprek van twee seconden met het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik is bij [medeverdachte 1] .
Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon aanstraalt op de telefoniemast op de [straat] , welke in de nabije omgeving is van de woning van verdachte [verdachte] , [adres] te [woonplaats] .
uitgaand GESPREK 02-04-2019 08:02:27 88 [straat] [woonplaats] [telefoonnummer] [A] [adres] [woonplaats]
uitgaand GESPREK 02-04-2019 08:29:29 14 [adres] [telefoonnummer] [A] [adres]
uitgaand GESPREK 02-04-20 08:45:20 2 [straat] [woonplaats] [telefoonnummer] ONBEKEND
uitgaand GESPREK 02-04-20 08:45:30 2 [straat] [woonplaats] [telefoonnummer] ONBEKEND
uitgaand DATA-VERKE 02-04-2019 08:45:36 1609 [straat] [woonplaats] Internet [29]
Uit de mastgegevens blijkt dat de mobiele telefoon aanstraalt op de telefoniemast op de [adres] te [woonplaats] . Dit is in de nabije omgeving van [medeverdachte 1] geboren op [2001] , wonende op de [adres] te [woonplaats] .
uitgaand DATA-VERKE 02-04-2019 09:12:30 589 [adres] [woonplaats] Internet
uitgaand DATA-VERKE 02-04-2019 09:23:27 [adres] [woonplaats] Internet [30]
Vervolgens is er te zien dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode van 2 april tussen 09:23:27 uur en 11:02:59 uur geen data uitzend en dat de telefoon op de voicemail springt. Hieruit kan worden opgemaakt dat de mobiele telefoon deze periode uit staat.
Op 2 april om 09:23:27 uur straalt de telefoon welke in gebruik is bij verdachte [verdachte] voor het laatst aan op de [straat] . Vervolgens straalt hij op 2 april 2019 om 11:02:59 uur aan op de [adres] te [woonplaats] . Dit betreft de telefoniemast in de nabije omgeving van de woning van verdachte [medeverdachte 2] , op de [adres] te [woonplaats] . [31]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op de dag van de overval heeft verdachte [verdachte] 3 keer 's morgens telefonisch contact gemaakt met het nummer van verdachte [medeverdachte 1] . Te weten 08:45:23 uur, 08:45:32 en 09:12:27 uur. Dit resulteerde in contacten van 3 tikken waarvan ambtshalve bekend is dat dit geen gesprek oplevert.
Verder was opmerkelijk dat er op 2 april 2019 van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat geen mastgegevens zijn te zien van het mobiele telefoonnummer van verdachte [medeverdachte 1] , hetgeen zou kunnen betekenen dat de mobiele telefoon gedurende deze tijd is uitgezet. [32]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik bekeek de camerabeelden. [33]
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag in het beeld kijkend in de [straat] te [woonplaats] twee personen donker gekleed komend uit de richting van de [straat] te [woonplaats] . Ik zag dat dit om 10:06 uur was. [34]
Ik kan voorste verdachte als volgt omschrijven:
Verdachte 1:
- Man
- Slank postuur
- Donkere huidskleur [35]
Ik kan de achterste verdachte als volgt omschrijven:
Verdachte 2
- Man
- Slank postuur
- Blanke huidskleur
Ik zag dat verdachte 2 kleiner was dan verdachte 1. [36]
Ik zag dat op dinsdag 2 april 2019 om 10:18 uur er een scooter via de [straat] te [woonplaats] wegreed richting het [straat] . Ik zag dat deze scooter uit de richting van de [straat] kwam. Ik zag dat er twee personen op deze scooter zaten.
Ik zag dat de scooter vervolgens de [straat] op reed. [37]
Ik zag dat de scooter in beeld kwam op de [straat] ter hoogte van bushalte [bushalte] . Ik zag dat de scooter uit de richting van de [straat] kwam. Ik zag de personen op de scooter dezelfde signalementen hadden als de eerder omschreven verdachten. [38]
Ik zag dat de scooter vervolgens om 10:19 uur in beeld kwam bij de camera die hangt op de [straat] . Ik zag dat de scooter uit de [straat] kwam. Ik zag dat de scooter de [straat] over stak en achter het pand van [winkel 2] uit het zicht verdween. [39]
Ik zag dat het volgende camerabeeld met daarop de verdachte om 10:22:32 uur was op de [straat] . [40]
Ik zag dat om 10:25:31 uur er twee verdachten uit de steeg kwamen gelopen. Ik zag dat de twee voldeden aan het signalement van verdachte 1 en verdachte 2. Ik zag dat om 10:25:40 uur de twee verdachten de [winkel 1] binnen gingen. [41]
Ik zag dat om 10:29 uur de scooter met de twee verdachten wegreed in de richting van de [straat] te Almere. [42]
Ik zag dat om 10:29:19 uur de verdachten langs [bushalte] reden over de [straat] komende uit de richting van de [straat] in de richting van de [straat] .
Ik zag dat de scooter om 10:29:34 uur de [straat] op reed in de richting van het [straat] te Almere. [43]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 25 april 2019 bekeek ik de geleverde camerabeelden en bevond het volgende: [44]
Deze camera zit bevestigd op de zijkant van de [winkel 1] en geeft zicht op de achteringang van de [winkel 1] en het [straat] . Ook geeft hij zicht op de trap richting het [straat] .
Als camera07, 2 april 2019 10:20 aangaf zag ik dat er de twee verdachten via de trap vanaf het [straat] , het [straat] opliepen. [45]
Als camera07, 2 april 2019 om 10:28 uur aangaf, zag ik dat de verdachten via de achterdeur van de [winkel 1] naar buiten kwamen. [46]
Ik zag dat de verdachten het [straat] over renden richting de trap naar het [straat] . Ik zag dat ze naar boven renden het [straat] op. [47]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Supermarkt [winkel 2] zit gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] . Dit is direct aan de achterzijde van de [winkel 1] . [48]
Op 5 april 2019 heb ik verbalisant de camerabeelden opgehaald en bekeken. Ik verbalisant heb het volgende bevonden:
Als het camerasysteem 10:19:49 aangaf zag ik dat er een snorfiets geparkeerd werd en dat er twee personen de trap oprenden. Vanaf nu noem ik deze twee personen verdachte 1 en verdachte 2.
Als het camerasysteem 10:28:56 aangaf, zag ik dat verdachte 1 en verdachte 2 weer naar beneden kwamen lopen via de trap, komende vanaf het [straat] gaande naar de [straat] . [49]
Als het camerasysteem 10:29:03 aangaf, zag ik dat de verdachten met de scooter wegrijden. [50]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag dat camera 12 aan de andere kant van het pand zicht gaf op de [straat] en de ingang op het [straat] te Almere. Ik, verbalisant, bekeek de camerabeelden. [51]
Ik zag op camera 12 dat om 10:05 uur aan de achterzijde van de [straat] twee deuren zaten. Ik zag dat de rechterdeur open ging.
Ik zag dat er twee personen, volledig in het zwart gekleed achter elkaar de deur uit kwamen gelopen en de [straat] in liepen richting de [straat] . [52]
Ik zag dat om 10:15 uur dat de rechterdeur open ging.
Ik zag om 10:15 uur een persoon uit de deur kwam gelopen en naar de andere persoon liep. [53]
Ik zag dat er achter de bossage een scooter naar voren kwam. Ik zag dat de twee personen met de scooter bezig waren. [54]
Ik zag dat de scooter vervolgens weg reed onder de flat door richting de [straat] . [55]
Ik zag dat om 10:30:10 uur twee personen uit de richting van de [straat] kwamen gerend onder de onderdoorgang.
Ik zag dat deze personen richting de rechterdeur rende en dat er een derde persoon in beeld kwam. Ik zag dat deze personen met wat leek op een sleutel de deur opende en dat de derde persoon ook de deur binnen ging. [56]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik verbalisant liep op de [straat] en bekeek het portiek waar de verdachten in en uit gingen. Ik verbalisant [verbalisant 1] keek door de ruit van deze deur en zag dat het de achterdeur betrof van de [straat] . Ik zag ook de vooringang van het portiek, welke gelegen ligt direct aan de [straat] . Hierop ben ik naar de [straat] gelopen en bekeek het portiek. Ik zag dat er vijf belletjes met naamplaatjes naast de deur hingen. [57] Ik zag het volgende:
[nummer] (leeg plaatje)
In de Gemeenschappelijke Basis Administratie zag ik dat de volgende personen hier ingeschreven stonden: [nummer] [medeverdachte 2] [2001] . [58]
Bewijsoverwegingen
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft op 2 april 2019 kort voor de overval geprobeerd te bellen met medeverdachte [medeverdachte 1] . Kort daarna bevindt verdachte zich in de omgeving van de woning van [medeverdachte 1] . Ook heeft verdachte telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 2] . Er vindt vervolgens vanuit de woning van [medeverdachte 2] aan de [straat] een voorverkenning plaats. Nadat ze zijn teruggekomen pakken de overvallers de scooter en rijden ze naar de achteringang van de [winkel 2] waar zij de scooter vervolgens parkeren. Ze lopen naar de [winkel 1] en daar vindt vervolgens de overval plaats. Tijdens de overval is de telefoon van verdachte uit. De telefoon van [medeverdachte 1] is op 2 april 2019 de hele dag uit. De overvallers verlaten het pand van de [winkel 1] via de nooduitgang, rennen naar de scooter en vertrekken richting de [straat] . Vervolgens is te zien dat de overvallers naar de achterkant van de woning van [medeverdachte 2] rennen en daar naar binnen gaan. De telefoon van verdachte straalt dan een telefoniemast aan in de omgeving van de woning van [medeverdachte 2] .
De rechtbank is van oordeel, gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen in samenhang bezien en mede in aanmerking genomen dat verdachte tot op heden geen verklaring heeft willen afleggen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en [medeverdachte 1] de personen zijn geweest die de [winkel 1] hebben overvallen. Daar komt bij dat verdachte en [medeverdachte 1] passen in de signalementen zoals die volgen uit de beschrijvingen van de camerabeelden. Bovendien blijkt uit afgetapte gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 1] , terwijl hij in detentie zit, heeft geprobeerd om contact op te nemen met verdachte, die hij in die gesprekken zijn ‘tweemans’ noemt, om te overleggen of hij een verklaring zal afleggen en dat [medeverdachte 2] hen daarbij helpt. De rechtbank acht de ten laste gelegde afpersing, in vereniging gepleegd met een ander, wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 2 april 2019 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van ongeveer 400 euro, toebehorende aan de winkel [winkel 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
- met gezichtsbedekking voornoemde winkel zijn binnengegaan en
- met een hamer, op de stellingen in de winkel heeft geslagen en
- die [slachtoffer 2] bij haar haren heeft vastgepakt en de woorden heeft toegevoegd: ‘naar achteren mee jij’, en
- die [slachtoffer 1] aan haar kleding heeft getrokken en de woorden heeft toegevoegd:’ meekomen meekomen, waar is het geld is er een kluis’, en
- die [slachtoffer 3] aan haar kleding heeft getrokken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] heeft gehouden en getoond en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen heeft meegetrokken naar de kassa en
- vervolgens het geld in een plastic tas heeft gestopt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 8 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien het feit bewezen zal worden verklaard, bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met forse overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft verzocht aan te sluiten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Een taakstraf wordt door de raadsman passend geacht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [winkel 1] in het [wijk] van Almere op klaarlichte dag. Daarbij zijn verdachte en zijn mededader gemaskerd en bewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een klauwhamer, de winkel binnengegaan en hebben zij winkelmedewerkers bedreigd en gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans goederen en eigendommen. Hij heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval nog lange tijd last kunnen hebben van de psychische gevolgen daarvan. Daar komt bij dat dit soort feiten bijdragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft tot op heden geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad en daarmee geen inzicht getoond in het verwerpelijke van zijn handelen. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 januari 2022 waaruit blijkt dat verdachte eerder op 20 september 2018 en op 14 januari 2020 is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte ook kennisgenomen van een rapport van de Raad van 25 januari 2022, opgemaakt door M. Benschop, raadsonderzoeker. Uit dit rapport volgt dat het Algemeen Recidive Risico als hoog wordt gescoord, wat inhoudt dat de kans op herhaling gezien vaststaande feiten zoals leeftijd, soort delict(en) en hoeveelheid delict(en), als groot gezien kan worden. Het Dynamisch Risico Profiel komt echter op laag uit, wat aangeeft dat er in de huidige situatie weinig problemen worden waargenomen die de kans op herhaling vergroten en veel beschermende factoren die de kans op herhaling, verkleinen. De belangrijkste beschermende factoren zijn terug te zien in een verandering in levenshouding en een groei in vaardigheden bij [verdachte] .
Het verschil tussen het Algemeen Recidive Risico en het Dynamisch Risico Profiel valt deels uit te leggen door de tijd die is verstreken sinds het onderhavige feit heeft plaatsgevonden en de ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt. Verdachte heeft sinds 2019 diverse hulpverleningstrajecten gevolgd die hij voorspoedig heeft doorlopen en positief heeft afgerond. Daarnaast heeft verdachte zijn achterstand op de middelbare school ingehaald en zijn entreebewijs gehaald. Sinds oktober 2021 werkt verdachte gemiddeld 28 uur per week en hij wordt door de politie al geruime tijd niet meer op straat gesignaleerd. Dit alles maakt dat, ondanks dat het onderhavige feit een zwaar delict betreft, de Raad geen zorgen ziet in het gedrag of de omgeving van verdachte die aanleiding zou geven tot opnieuw ingrijpen middels gedragsgerichte interventies.
Verdachte heeft in het verleden goed gefunctioneerd binnen een strak kader. Een voorwaardelijke straf zou hem de komende periode nog de steun in de rug kunnen geven om de positieve verandering vol te houden. De Raad heeft een geheel voorwaardelijke werkstraf overwogen. De ontkennende houding van verdachte baart de Raad zorgen die het risico op herhaling vergroten. Dat maakt dat de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie passender vindt. De Raad adviseert de rechtbank dan ook verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Omdat het al geruime tijd goed gaat met verdachte en het onderhavige feit een oud feit betreft is een proeftijd van één jaar voldoende.
Op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overval op een winkel door een jeugdige uit van een jeugddetentie vanaf 4 maanden. De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen en als strafverzwarende omstandigheden meewegen dat de overval is uitgevoerd door twee personen, dat er daarbij fysiek geweld is gebruikt, dat er is gedreigd met een hamer en een vuurwapen en het georganiseerde karakter van de groep van de daders.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 14 januari 2020 is veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen waarvan 188 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is voor de onderhavige zaak niet in verzekering gesteld. Op 1 augustus 2019 is verdachte door de politie verhoord. Dat is het moment waarop de redelijke termijn is gaan lopen. Op 1 maart 2022 is vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in ernstige mate overschreden, te weten met 15 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding strafvermindering van 2 maanden jeugddetentie tot gevolg moet hebben.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan in beginsel niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte, zoals hierboven beschreven, echter aanleiding om een gedeelte van die vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen en daarbij in de plaats van het overige gedeelte van de vrijheidsbenemende straf een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden, met een proeftijd van 1 jaar, en een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 120 uren, passend en geboden is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou de hierboven beschreven positieve verandering van verdachte doorkruisen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,--, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen omdat er onvoldoende concrete gegevens zijn aangedragen waaruit volgt dat er sprake is van psychisch letsel. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank heeft daarbij gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. De benadeelde partij heeft echter geen medische stukken overgelegd die de vordering onderbouwen. Niet is komen vast te staan dat de psychische schade van de benadeelde partij uitsluitend het gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid schatten op
€ 2.000,--, en de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor het overige en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn/haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
4 maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
1 (één) jaarvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf bestaande uit een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 2.000,--;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 2.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. R.B. Eigeman en J. van Zeijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2022.
Mrs. Van Zeijts en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 400 euro, in elk geval een geldbedrag en/of goed, toebehorende aan de winkel [winkel 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- gemaskerd en/of vermomd, althans met gezichtsbedekking, voornoemde winkel zijn binnengegaan en/of
- met een hamer, op de stellingen in de winkel heeft/hebben geslagen en/of
- een hamer in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of getoond en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar haren heeft/hebben vastgepakt en de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘naar achteren mee jij’, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar kleding heeft/hebben getrokken en de woorden heeft/hebben toegevoegd:’ meekomen meekomen, waar is het geld is er een kluis’, althans woorden van gelijke of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] aan haar kleding heeft/hebben getrokken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gehouden en/of getoond en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen heeft/hebben meegetrokken naar de kassa en/of
- ( vervolgens)daar heeft/hebben gevraagd om de kassa leeg te halen en/of
- ( vervolgens) het geld in een plastic tas heeft/hebben gestopt
en/of
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) 400 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de winkel [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- gemaskerd en/of vermomd, althans met gezichtsbedekking, voornoemde winkel binnen te gaan en/of
- met een hamer, op de stellingen in de winkel te slaan en/of
- een hamer in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar haren vast te pakken en de woorden toe te voegen: ‘naar achteren mee jij’, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar kleding te trekken en de woorden toe te voegen:’ meekomen meekomen, waar is het geld is er een kluis’, althans woorden van gelijke of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] aan haar kleding te trekken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] te houden en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen mee te trekken naar de kassa en/of
- ( vervolgens) daar te vragen om de kassa leeg te halen en/of
- ( vervolgens) het geld in een plastic tas te stoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 augustus 2019 in onderzoek 25TAHOMA / MD2R019067, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 345. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 102.
3.Pagina 103.
4.Pagina 104.
5.Pagina 108.
6.Pagina 109.
7.Pagina 113.
8.Pagina 115.
9.Pagina 178.
10.Pagina 330.
11.Pagina 331.
12.Pagina 332.
13.Pagina 333.
14.Pagina 339.
15.Pagina 340.
16.Pagina 341.
17.Pagina 343.
18.Pagina 344.
19.Pagina 345.
20.Pagina 346.
21.Pagina 347.
22.Pagina 159.
23.Pagina 174.
24.Pagina 175.
25.Pagina 225.
26.Pagina 227.
27.Pagina 228.
28.Pagina 229.
29.Pagina 230.
30.Pagina 231.
31.Pagina 232.
32.Pagina 252.
33.Pagina 352.
34.Pagina 353.
35.Pagina 354.
36.Pagina 355.
37.Pagina 359.
38.Pagina 360.
39.Pagina 361.
40.Pagina 362.
41.Pagina 367.
42.Pagina 370.
43.Pagina 371.
44.Pagina 391.
45.Pagina 393.
46.Pagina 396.
47.Pagina 397.
48.Pagina 348.
49.Pagina 349.
50.Pagina 350.
51.Pagina 375.
52.Pagina 376.
53.Pagina 379.
54.Pagina 381.
55.Pagina 384.
56.Pagina 387.
57.Pagina 209.
58.Pagina 210.