ECLI:NL:RBMNE:2022:754

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4237
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.P. Kuhn, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. R. Wildeboer. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het primaire besluit van 9 november 2020 wees deze aanvraag af, omdat eiseres per 2 december 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in het bestreden besluit van 10 september 2021 gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.

Tijdens de zitting op 22 februari 2022, die via een beeldverbinding werd gehouden, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend, waaronder verklaringen van haar psycholoog en werkgever, maar de rechtbank heeft besloten om de verklaring van de psycholoog niet mee te nemen in de beoordeling, omdat deze te laat was ingediend en dit in strijd met de goede procesorde zou zijn. De rechtbank heeft wel de verklaring van de werkgever in haar beoordeling betrokken.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had waarom de in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen beperkingen passend waren voor eiseres. Eiseres had geen nieuwe medische stukken ingediend die haar standpunt onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen recht had op de WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4237

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.P. Kuhn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Wildeboer).

Procesverloop

In het besluit van 9 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat eiseres per 2 december 2020 niet aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
In het besluit van 10 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De goede procesorde
2. Eiseres heeft op 15 februari 2022 aanvullende stukken ingediend. Het gaat om een aanvullende verklaring van haar psycholoog van 30 januari 2022 en een verklaring van haar huidige werkgever van 25 januari 2022. Eiseres heeft deze verklaring na de termijn voor het indienen van stukken ingediend. [1] Dat betekent dat de rechtbank moet beslissen of zij de stukken betrekt bij haar beoordeling. De rechtbank doet dat niet als zij vindt dat het in strijd met de goede procesorde is om de te laat ingediende stukken te betrekken. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de verklaring van de psycholoog eerst aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet worden voorgelegd. Op de verklaring van de werkgever kon verweerder ter zitting gemotiveerd reageren.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de psycholoog in strijd met de goede procesorde ingediend. Dit betekent dat de rechtbank deze verklaring niet bij de beoordeling betrekt. Verweerder heeft verklaard dat hij deze verklaring eerst aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet voorleggen om inhoudelijk te kunnen reageren. Dit betekent dat de zitting zou moeten worden aangehouden. Hierdoor wordt de voortgang van de procedure belemmerd. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in dit stadium van de procedure niet aanvaardbaar. Dat eiseres heeft gewacht met het indienen van de verklaring van de psycholoog totdat zij ook de verklaring van haar fysiotherapeut had ontvangen (die niet is gekomen) is een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres komt. Omdat verweerder ter zitting kon reageren op de verklaring van de werkgever, betrekt de rechtbank dit wel bij de beoordeling van het beroep.
Achtergrond
4. Eisers was werkzaam als verkoopmedewerkster. Eiseres is op 5 december 2018 uitgevallen vanwege een burn-out, depressieve en fysieke klachten. Eiseres verricht sinds enige tijd 20 uur per week administratief werk bij een massagesalon.
Standpunt verweerder
5. Eiseres heeft op 13 september 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres per 2 december 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Zij is namelijk 5,1% arbeidsongeschikt.
Standpunt eiseres
6. Eiseres is het hier niet mee eens. Eiseres stelt dat de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar klachten hebben onderschat. Zij is door haar lichamelijke en psychische problemen in combinatie met haar vermoeidheidsklachten en medicatiegebruik verdergaand beperkt dan nu is vastgesteld. Eiseres verzoekt een deskundige te benoemen om hier meer duidelijkheid over te krijgen. Ook vindt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte de verklaring van 12 januari 2021 van haar psycholoog, de heer [naam] , buiten beschouwing heeft gelaten, omdat deze uitspraken doet die buiten zijn bevoegdheid vallen. De heer [naam] is volgens eiseres deskundig en kan dit juist goed inschatten, omdat hij goed op de hoogte is van al haar klachten. Uit de omstandigheid dat eiseres weer werkt kan niet worden afgeleid dat zij weer meer werkzaamheden kan uitvoeren. Binnen haar huidige werk wordt expliciet rekening gehouden met al haar beperkingen waardoor zij in staat is om haar werkzaamheden te verrichten. Een dergelijke werkgever is uitzonderlijk en zeer zeldzaam. Eiseres heeft in beroep een verklaring van haar werkgever overgelegd. De werkgever stelt dat hij op basis van zijn ervaring met eiseres inschat dat zij door haar klachten niet meer kan werken dan zij nu doet.
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is aan welke aandoeningen eiseres leidt. In geschil is welke beperkingen naar aanleiding van deze aandoeningen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) moeten worden aangenomen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk en begrijpelijk gemotiveerd waarom de in de FML opgenomen beperkingen passend zijn voor eiseres. De rechtbank volgt daarom het standpunt van eiseres dat er meer en verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen is niet. De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
9. De rechtbank stelt vast dat wat eiseres in beroep heeft aangevoerd ook in bezwaar al is aangevoerd. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische stukken ingediend om te onderbouwen dat haar beperkingen zijn onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is hier in het rapport van 9 juli 2021 dus al op ingegaan en heeft dit in de aanvullende rapportage van 9 november 2021 nogmaals beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk gemotiveerd waarom geen verdergaande beperkingen zijn aangenomen vanwege psychische problemen van eiseres. Hij heeft een deskundige benoemd om de psychische problematiek van eiseres nader te onderzoeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierna al ruimere beperkingen aangenomen vanwege de psychische problematiek van eiseres dan dat de deskundige noodzakelijk achtte. Eiseres heeft aangevoerd dat zij afwisselend moet kunnen staan en zitten tijdens haar werk. Hier is in de FML rekening mee gehouden. Onder 5.2 is in de FML namelijk toegelicht dat eiseres tijdens het werk kan zitten mits de mogelijkheid tot vertreden bestaat. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd dat beperkingen voor persoonlijk functioneren alleen worden aangenomen bij zeer ernstige psychische of neurologische beelden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat hier bij haar op de datum in geding sprake van was. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen.
10. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook voldoende heeft toegelicht waarom hij het standpunt van de heer [naam] dat eiseres alleen op halve kracht kan werken niet volgt. Het bepalen van de arbeidsgeschiktheid behoort immers tot de expertise van de verzekeringsarts en niet tot de expertise van de psycholoog. Hetzelfde geldt voor de verklaring door de werkgever. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie op het beroepschrift in het rapport van 9 november 2021 duidelijk en begrijpelijk toegelicht waarom geen urenbeperking is aangenomen: ‘
Uit de aard en ernst van de gecombineerde psychische en lichamelijke problematiek was evenmin een urenbeperking aan de orde. Vanuit energetisch oogpunt is dit niet te verklaren uit de aanwezige psychische problematiek of vanuit de lichamelijke problematiek, een combinatie daarvan of het gebruik van medicatie. Preventief was er conform de standaard Duurbelastbaarheid in arbeid’ evenmin reden om een urenbeperking aan te nemen.’
11. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De medische beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
12. Eiseres voert aan dat zij de door de arbeidskundige geduide functies niet kan verrichten vanwege haar beperkingen. Uitgaande van de in de FML van 2 november 2020 opgenomen beperkingen is de rechtbank van oordeel dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies terecht geschikt zijn geacht voor eiseres en dat zij deze kan uitvoeren.
13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder eiseres terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een WIA-uitkering. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2022 door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat partijen tot tien dagen vóór de zitting nieuwe stukken kunnen indienen.