ECLI:NL:RBMNE:2022:753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
UTR 20/1200-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en ontvangst nota

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank op 3 mei 2021. Het beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant het griffierecht niet had betaald. De opposant heeft in verzet gegaan, zonder te verzoeken om een zitting. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat toestaat om zonder zitting uitspraak te doen als er geen twijfel is over de uitkomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant de aangetekende nota van 22 mei 2020 niet heeft ontvangen, wat de reden was voor het niet betalen van het griffierecht. De opposant heeft bewijs geleverd in de vorm van een schermafbeelding van de website van PostNL, waaruit blijkt dat de track-en-tracecode van de nota niet kan worden teruggevonden. Dit heeft de rechtbank doen concluderen dat de opposant gelijk heeft in zijn verzet.

De rechtbank verklaart het verzet gegrond en de eerdere uitspraak van 3 mei 2021 vervalt. De rechtbank zal de opposant opnieuw een griffierecht nota versturen en, mits deze tijdig wordt voldaan, zal de zaak verder worden behandeld op een zitting. De rechtbank benadrukt dat dit nog niet betekent dat de opposant gelijk zal krijgen in zijn beroep, dat moet nog beoordeeld worden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1200-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2022 op het verzet van

[opposant] , te [plaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere van 26 februari 2020.
In de uitspraak van 3 mei 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 mei 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant het griffierecht niet had betaald.
2. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
4. De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2021 niet juist was.
5. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2021 niet juist, omdat opposant de aangetekende nota van 22 mei 2020 niet heeft ontvangen. Opposant heeft tevens een schermafbeelding van de website van PostNL overgelegd, waaruit blijkt dat de track-en-tracecode van de aangetekende nota van 22 mei 2020 niet kan worden teruggevonden. Hiermee heeft opposant aannemelijk gemaakt dat hij deze nota nooit heeft ontvangen.
6. Dit betekent dat opposant hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 3 mei 2021 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
7. De rechtbank zal opposant opnieuw een griffierecht nota versturen. En, mits opposant deze nota tijdig voldoet, zal de zaak verder worden behandeld door de rechtbank op een zitting. Opposant krijgt hierover nog bericht. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit nog niet direct betekent dat de rechtbank opposant gelijk zal geven met zijn beroep. Dat moet nog beoordeeld worden.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.