ECLI:NL:RBMNE:2022:752
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdverklaring in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot klacht Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 24 augustus 2021. De opposant had beroep ingesteld tegen een brief van het Openbaar Ministerie van 15 december 2020, waarin het OM reageerde op klachten die de opposant had ingediend. De rechtbank had zich in de eerdere uitspraak onbevoegd verklaard, omdat de brief niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De opposant ging in verzet tegen deze beslissing, maar heeft niet verzocht om een zitting.
De rechtbank overwoog dat de brief van het Openbaar Ministerie geen besluit was, zoals gedefinieerd in artikel 1:3 van de Awb. Klachten en aangiften, evenals de reacties daarop, vallen niet onder de definitie van een besluit. De rechtbank benadrukte dat de bestuursrechter onbevoegd is om zich te buigen over zaken die betrekking hebben op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, zoals vastgelegd in artikel 1:6 van de Awb. De opposant had in zijn verzetschrift fouten in het proces-verbaal van 20 april 2010 aangevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet relevant waren voor de beoordeling van de onbevoegdverklaring.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De beslissing is definitief, en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze uitspraak.