ECLI:NL:RBMNE:2022:749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
UTR 20/3195-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beslissing Procureur-Generaal Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak gaat het om het verzet van de opposant tegen de beslissing van de Procureur-Generaal van de Hoge Raad der Nederlanden van 27 augustus 2020. De rechtbank had zich in een eerdere uitspraak op 24 augustus 2021 onbevoegd verklaard, omdat de Procureur-Generaal niet als bestuursorgaan wordt aangemerkt. De opposant heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft in deze uitspraak overwogen dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de argumenten van de opposant, die zich beklaagde over de benoeming van dhr. Hofstee als Procureur-Generaal, niet gegrond bevonden. De rechtbank concludeert dat de Procureur-Generaal niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt, en dat de eerdere uitspraak van 24 augustus 2021 terecht was. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3195-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2022 op het verzet van

[opposant] , te [plaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen de beslissing van de Procureur-Generaal van de Hoge Raad der Nederlanden van 27 augustus 2020.
In de uitspraak van 24 augustus 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 24 augustus 2021 zich onbevoegd verklaard, omdat de Procureur-Generaal van de Hoge Raad niet wordt aangemerkt als bestuursorgaan en dus geen sprake is van een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.
2. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
4. De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2021 niet juist was.
5. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2021 niet juist, omdat opposant het oneens is met de benoeming van dhr. Hofstee als Procureur-Generaal. Opposant geeft aan dat hij erg slechte ervaringen heeft met dhr. Hofstee als (voormalig) officier van justitie. Dhr. Hofstee heeft in het verleden niet gezorgd voor bestraffing van de misdadigers die pogingen tot moord en doodslag op opposant zouden hebben gedaan. Ook zou dhr. Hofstee opposant ten onrechte hebben veroordeeld.
6. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Een besluit is namelijk een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. In dit geval is geen sprake van een bestuursorgaan: overeenkomstig artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder g, van de Awb wordt de Procureur-Generaal van de Hoge Raad niet aangemerkt als bestuursorgaan. De rechtbank is het niet eens met opposant, omdat het feit dat opposant slechte ervaringen heeft met dhr. Hofstee geen reden vormt waarom de Procureur-Generaal van de Hoge Raad der Nederlanden wél kan worden aangemerkt als bestuursorgaan. Aldus mocht de rechtbank in haar uitspraak van 24 augustus 2021 zich onbevoegd verklaren.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.