ECLI:NL:RBMNE:2022:745

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/1549-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen de eerdere uitspraak van 4 oktober 2021, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had geen griffierecht betaald en geen geldige reden opgegeven voor deze betalingsachterstand. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. De opposant heeft echter in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij een nieuwe nota voor het griffierecht had moeten ontvangen, maar deze niet had gekregen.

De rechtbank heeft intern onderzocht of er na de afwijzing van het verzoek om betalingsonmacht op 26 juli 2021 nog een nieuwe griffierecht nota was verstuurd. Dit bleek niet het geval te zijn, wat betekent dat de opposant gelijk had in zijn verzet. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 4 oktober 2021 vervallen verklaard. De rechtbank zal de opposant opnieuw een griffierecht nota versturen en, mits deze tijdig wordt voldaan, zal de zaak verder worden behandeld op een zitting. De rechtbank heeft benadrukt dat dit nog niet betekent dat de opposant gelijk zal krijgen in zijn beroep, dat moet nog beoordeeld worden.

Tot slot heeft de rechtbank nog geen beslissing genomen over de vergoeding van de proceskosten van de opposant, dit zal pas in de einduitspraak over het beroep gebeuren. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1549-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2022 op het verzet van

[opposant] , te [plaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. J.A.J. Brahm),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, geopposeerde.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van geopposeerde van 17 maart 2021.
In de uitspraak van 4 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 4 oktober 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant het griffierecht niet heeft betaald en daarvoor geen geldige reden heeft gegeven.
2. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
4. De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 4 oktober 2021 niet juist was.
5. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 4 oktober 2021 niet juist. In zijn verzetschrift schrijft hij dat zijn beroep op betalingsonmacht en dus verzoek om vrijstelling van betaling van het griffierecht is afgewezen, maar in de brief van 26 juli 2021, waarin zijn verzoek om betalingsonmacht wordt afgewezen, staat ook dat opposant een nieuwe nota griffierecht zou ontvangen. Opposant heeft deze nota niet ontvangen.
6. Naar aanleiding van het verzetschrift van opposant is de rechtbank intern nagegaan of zij na de brief van 26 juli 2021 nog een nieuwe griffierecht nota heeft verstuurd aan opposant. De rechtbank stelt vast dat dit niet is gebeurd.
7. Dit betekent dat opposant hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 4 oktober 2021 vervalt (artikel 8:55, negende lid, Awb).
8. De rechtbank zal opposant opnieuw een griffierecht nota versturen. En, mits opposant deze nota tijdig voldoet, zal de zaak verder worden behandeld door de rechtbank op een zitting. Opposant krijgt hierover nog bericht. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit nog niet direct betekent dat de rechtbank opposant gelijk zal geven met zijn beroep. Dat moet nog beoordeeld worden.
9. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposant. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.