Op 4 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 februari 2019 in Amersfoort zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte, zijn raadsvrouw en de officier van justitie hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte zware mishandeling, waarbij de verdachte het slachtoffer van een trap heeft geduwd, wat resulteerde in een ontwrichting van het enkelgewricht en een gebroken bovenarm. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangifte van het slachtoffer in overweging genomen. De getuige heeft gedetailleerd verklaard wat zij heeft waargenomen tijdens het incident, en de rechtbank heeft geen reden om aan de geloofwaardigheid van deze verklaring te twijfelen. De verdachte heeft ontkend opzettelijk te hebben gehandeld en stelde dat hij in een reflex handelde om niet te vallen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door het slachtoffer van de trap te duwen, wat heeft geleid tot ernstig letsel.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling en heeft een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen, inclusief materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.