9.3.Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 19 februari 2021 gerapporteerd dat in oktober 2018 bij eiseres de diagnose fibromyalgie is gesteld, waarbij sprake is van (gegeneraliseerde) pijnklachten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen sprake van toegenomen arbeidsbeperkingen ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. In bezwaar was bij uitgebreid lichamelijk onderzoek sprake van een volstrekt normale functie van het houdings-en bewegingsapparaat. Met de (pijn)klachten op de datum in geding is in de FML al adequaat rekening gehouden.
De wijzigingen in de lichamelijke medische situatie die in het beroepschrift naar voren worden gebracht (fysiotherapeut, Medinello, toekenning PGB) hebben na de datum in geding plaatsgevonden en worden daarom volgens verweerder niet meegenomen in de huidige beoordeling. In bezwaar is de medische informatie van de huisarts wel meegewogen.
10. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd en in de (medische) informatie die zij heeft ingebracht geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat er per de datum in geding (7 januari 2019) geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in deze motivering volgen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Daarbij merkt de rechtbank op dat voor het beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid niet de diagnose bepalend is, maar de beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek op de beoordelingsdatum. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend zijn.
De omstandigheid dat aan eisers een PGB is toegekend is voor deze beroepsprocedure niet relevant. Bij een PGB-aanvraag geldt een ander beoordelingskader dan bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA. Ook de omstandigheid dat eiseres vanaf de datum in geding niet in staat zou zijn geweest om zelfstandig haar huishouden te doen, is niet van belang voor de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid.
Verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige
11. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af. Zoals hiervoor onder 7. verwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft haar beroep onderbouwd met argumenten en heeft hiertoe ook medische informatie in het geding gebracht. Tot slot heeft de rechtbank onder 10. al overwogen dat de rechtbank niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Artikel 6, eerste lid, Wet WIA
12. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in haar uitspraak van 5 januari 2011gewezen op artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA. Daarin staat dat de beoordeling
of iemand gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. De CRvB heeft in deze uitspraak overwogen dat in gevallen waarin een verzekerde, die recht heeft op een
WGA-uitkering, een melding doet van verslechterde gezondheid, de beoordeling door verweerder van de mate van arbeids(on)geschiktheid een volledige medische en arbeidskundige beoordeling dient in te houden.
13. De rechtbank stelt vast dat in de bezwaarprocedure geen volledige medische en arbeidskundige beoordeling heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen nieuwe FML opgesteld en er heeft geen arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden.
14. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA is genomen. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het besluit. Verweerder heeft dit gebrek hersteld door op 6 mei 2021 een nieuwe FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op te laten maken en een arbeidskundig onderzoek te laten verrichten, waarvan op 18 mei 2021 een rapport is opgemaakt. De FML van 6 mei 2021 is gelijk aan de FML van 10 augustus 2017. Op grond van het arbeidskundig onderzoek wordt eiseres op de datum in geding 41,69% arbeidsongeschikt geacht. Hiermee blijft eiseres in dezelfde arbeidsongeschiktheidsklasse. De rechtbank laat daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.