ECLI:NL:RBMNE:2022:734

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4134
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing woningurgentieaanvraag door gemeente Almere wegens niet voldoen aan voorwaarden

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande moeder met drie minderjarige kinderen, een aanvraag voor woningurgentie ingediend bij de gemeente Almere na een relatiebeëindiging en dreigende dakloosheid. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen op basis van de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening Almere, omdat eiseres niet zou hebben voldaan aan de vereisten. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar situatie toegelicht, waarbij zij benadrukte dat de spanningen in de huidige woonsituatie negatieve gevolgen hebben voor haar kinderen, die beide een speciale zorgbehoefte hebben. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemeente in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor urgentie. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de kinderen dakloos dreigen te raken, aangezien de ex-partner van eiseres hen onderdak biedt. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de gemeente voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen en dat er geen noodsituatie was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de urgentieaanvraag door de gemeente in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4134

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.G. Ton),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 7 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 6 januari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 15 februari 2021 woningurgentie aangevraagd vanwege een relatiebeëindiging en dreigende dakloosheid met drie minderjarige kinderen. Na de relatiebeëindiging is de gezamenlijke koopwoning overgenomen door de ex-partner van eiseres, omdat zij niet voldoende financiële draagkracht had om haar ex-partner uit te kopen. Het is eiseres niet gelukt om een eigen sociale huurwoning te vinden, waardoor zij en haar kinderen inwonen bij haar ex-partner. Dit leidt tot spanningen binnen het huis en heeft zijn invloed op de kinderen, met name op haar twee zoons. De oudste zoon van eiseres heeft ADD en de jongere zoon ADHD, waardoor rust en een stabiele woonomgeving vereist is. De ex-partner heeft eiseres verzocht om het huis samen met de kinderen te verlaten, waardoor zij dakloos dreigen te raken.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldoet aan de algemene voorwaarde onder artikel 11, vierde lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening Almere. Volgens verweerder heeft eiseres er niet alles aan gedaan om het probleem op te lossen en blijkt niet dat andere oplossingen niet mogelijk zijn of zijn uitgeput. De gezamenlijke koopwoning is namelijk overgenomen door de ex-partner van eiseres, waardoor er onderdak blijft bestaan voor de drie kinderen van eiseres. Het is niet gebleken dat de kinderen bij hun vader in een onveilige omgeving verkeren. Daarnaast blijkt uit het ouderschapsplan dat eiseres en haar ex-partner gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag van de kinderen en zij beide verantwoordelijk zijn voor de zorg over hun kinderen. Het is aan beide ouders om hier samen een oplossing te vinden. Eiseres zou bijvoorbeeld haar eigen woonprobleem kunnen oplossen door op zoek te gaan naar een kamer of een studio. Verder ziet verweerder geen aanleiding om de hardheidsclausule op grond van artikel 27 van de Huisvestingsverordening toe te passen. Eiseres heeft toegelicht dat haar oudste zoon ADD heeft en haar jongere zoon ADHD heeft en hun schoolprestaties achteruitgaat door de thuissituatie, echter is dit niet onderbouwd met documenten van de behandelaars van de zonen. Ook is niet gebleken dat de zonen zich niet in een rustige en stabiele omgeving bevinden in het huis van de ex-partner.
Algemene voorwaarden
3. Eiseres voert aan dat sprake is van sociale redenen in de zin van artikel 11, tweede lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, c.q. dat sprake is van een levensontwrichtende situatie door dreigende dakloosheid met minderjarige kinderen die alleen kan worden opgelost met een woonruimte op zeer korte termijn. Daarbij wordt voldaan aan de eis dat er sprake is van gedwongen verkoop van de eigen woning in [plaats] , welke niet het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de woningzoekende. Daarnaast stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat eiseres middels hulp van een (maatschappelijke) instantie of juridische procedures een oplossing dient te vinden dan wel dat beide ouders afspraken dienen te maken die in het belang van de kinderen zijn. Verweerder handelt hiermee in strijd met zijn eigen uitspraak dat hij zich niet wenst te mengen met de afspraken neergelegd in het ouderschapsplan. De ex-partner van eiseres heeft immers aangegeven niet in staat te zijn meer zorg voor de kinderen op zich te nemen.
4. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de urgentieaanvraag zijn grondslag vindt in de algemene voorwaarde onder artikel 11, vierde lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening. Verweerder is daarom niet toegekomen aan de specifieke voorwaarden onder artikel 11, tweede lid, van de Huisvestingsverordening. Deze beroepsgrond van eiseres richt zich echter gezien de tekst van de eerste regel ervan op de specifieke voorwaarde aanhef en onder c. Ter zitting is besproken dat eiseres bedoeld heeft om deze de beroepsgrond inhoudelijk betrekking te laten hebben op de algemene voorwaarde op grond waarvan verweerder in het bestreden besluit de urgentieaanvraag heeft geweigerd. De rechtbank zal de beroepsgrond daarom als zodanig behandelen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarde van artikel 11, vierde lid, aanhef en onder f van de Huisvestingsverordening. Het is niet gebleken dat de kinderen van eiseres dakloos dreigen te raken, omdat de ex-partner van eiseres woonruimte heeft. Hoewel de ex-partner van eiseres in zijn brief van 25 november 2021 heeft aangegeven dat hij wil dat eiseres zo snel mogelijk zijn huis verlaat en dat hij zelf niet voor de kinderen kan zorgen, ontslaat dit hem niet van zijn verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor zijn kinderen, waaronder ook het regelen van onderdak valt. Uit het ouderschapsplan van 15 november 2020 blijkt immers dat eiseres en haar ex-partner gezamenlijk gezag hebben over de kinderen. De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn standpunt dat het op weg ligt van beide ouders om onderling afspraken te maken over de (tijdelijke) verdeling van zorgtaken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het samenwonen spanningen oplevert tussen eiseres en haar ex-partner en dit zijn weerslag heeft op de kinderen, is niet gebleken dat de kinderen zich in een onveilige omgeving bevinden en de situatie onhoudbaar is. Daarnaast heeft eiseres ter zitting weliswaar toegelicht naar wat voor oplossingen voor het woonprobleem zij heeft gezocht, maar zij heeft dit onvoldoende met stukken onderbouwd. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de situatie van eiseres zich onderscheidt van anderen die door een relatiebeëindiging in eenzelfde positie terecht zijn gekomen.
7. Voor zover eiseres heeft bedoeld haar beroepsgronden te willen handhaven die nadrukkelijk zien op de specifieke voorwaarden onder artikel 11, tweede lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking daarvan, aangezien eisers niet voldoet aan de algemene voorwaarde onder artikel 11, vierde lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening.
Hardheidsclausule
5. Verder voert eiseres aan dat verweerder de belangen van de kinderen onvoldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken. Verweerder handelt daardoor in strijd met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Uit de in beroep overgelegde stukken blijkt dat haar oudste zoon ADD heeft en haar jongere zoon ADHD. De spanningen in de woning hebben hun weerslag op het dagelijks functioneren van de kinderen. De kinderen hebben groot belang bij voldoende rust en een eigen slaapkamer.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring aan eiseres te verstrekken. Op grond van artikel 27 van de Huisvestingsverordening kan verweerder, in gevallen waarin strikte naleving van de verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden, ten gunste van de woningzoekende afwijken van de verordening. De hardheidsclausule is dus een uitzondering op een uitzondering. Verweerder heeft in de situatie van eiseres en haar kinderen kunnen oordelen dat er geen sprake is van een noodsituatie. Verweerder heeft daarbij voldoende rekening gehouden van de belangen van de kinderen door te stellen dat zij onderdak hebben bij hun vader, er geen aanwijzingen dat zij op straat zullen komen te staan en niet is gebleken dat zij zich in een onveilige omgeving bevinden. Verweerder heeft daarom niet in strijd gehandeld met het IVRK. In beroep heeft eiseres aanvullende documenten overgelegd, waaronder een Paidos-behandelverslag van [naam] , een brief van Paidos over de diagnose van [naam] en een ontslagbrief van de behandeling van [naam] . Hoewel eiseres met deze stukken heeft onderbouwd dat haar oudste zoon ADD heeft en haar jongere zoon ADHD heeft, blijkt niet uit de stukken dat het huidige woonprobleem een zodanige negatieve invloed heeft op de zoons van eiseres, waardoor toepassing van het beleid door verweerder tot een schrijnende situatie leidt en urgentie verleend dient te worden.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 15 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep
worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.