ECLI:NL:RBMNE:2022:731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
16/037796-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij met matiging van het ontnemingsbedrag vanwege financiële situatie van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die zich schuldig had gemaakt aan hennepteelt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld. De officier van justitie schatte het ontnemingsbedrag op € 423.037,92, gebaseerd op het aantal oogsten en de opbrengsten van de hennepkwekerij. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde in een ernstige financiële situatie verkeert en verzocht om de ontnemingsvordering op nihil te stellen of in ieder geval fors te matigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 7 juli 2017 tot en met 7 november 2018 768 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat hij ook elektriciteit heeft gestolen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van het Functioneel Parket en heeft het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 218.079,78, waarbij rekening is gehouden met de rol van andere betrokkenen en de financiële situatie van de veroordeelde. Uiteindelijk is de betalingsverplichting vastgesteld op € 175.000,00, rekening houdend met de betalingsonmacht van de veroordeelde. De rechtbank heeft de maatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/037796-20 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2022 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1964] te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen veroordeelde en mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, door de officier van justitie geschat op € 423.037,92. Dit bedrag aan voordeel is volgens de officier van justitie verkregen doordat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt. De officier van justitie baseert zich hierbij grotendeels op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, dat zich in het dossier bevindt. In het voordeel van veroordeelde is uitgegaan van zijn verklaring dat sprake is geweest van 6 oogsten, in plaats van de 10 oogsten waarmee in het rapport is gerekend. De officier van justitie verzoekt om toewijzing van de ontnemingsvordering tot een bedrag van € 423.037,92 en om veroordeelde te verplichten tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt primair om de ontnemingsvordering op nihil te stellen vanwege de financiële situatie van veroordeelde. Veroordeelde heeft te kampen met zeer forse schulden en een eerder toegewezen ontnemingsvordering van ruim 9 ton. De raadsvrouw wijst op de door haar overgelegde beschikking van het hof waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van betalingsonmacht. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw tot een forse matiging van de ontnemingsvordering. Zij heeft een alternatieve berekening van het ontnemingsbedrag naar voren gebracht welke wat haar betreft meer past bij wat veroordeelde daadwerkelijk heeft verdiend aan de hennepteelt. De raadsvrouw gaat in deze berekening uit van de verklaring van veroordeelde over zijn verdiensten. Veroordeelde heeft verklaard per oogst € 2.000,00 te hebben verdiend. Ervan uitgaande dat er 6 keer is geoogst levert dit een bedrag van € 12.000,00 op voor de periode vanaf 2017. Mocht de rechtbank ervan uitgaan dat veroordeelde per kweekruimte € 2.000,00 ontving, dan is het totaalbedrag over de twee ruimtes € 24.000,00. Over de jaren 2015 en 2016, toen de ruimte nog de functie had van opslag, heeft veroordeelde verklaard dat hij € 2.000,00 per maand ontving, hetgeen neerkomt op een totaalbedrag van € 48.000,00. Deze bedragen komen bij elkaar opgeteld neer op een bedrag van € 60.000,00 (danwel € 72.000,00 indien uitgegaan wordt van € 2.000,00 per kweekruimte). De raadsvrouw verzoekt het ontnemingsbedrag te matigen tot voornoemd bedrag. Daarbij merkt de raadsvrouw op dat de – door veroordeelde betaalde – borg van het pand ( € 9.377,50 ) in mindering dient te worden gebracht op het totale ontnemingsbedrag. Tot slot benadrukt de raadsvrouw dat veroordeelde heeft verklaard over de betrokkenheid van twee andere personen bij de kwekerij, zij verzoekt om daar bij bepaling van het ontnemingsbedrag rekening mee te houden.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van 28 februari 2022 van deze rechtbank veroordeeld voor – kort gezegd – het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 768 hennepplanten in de periode van 7 juli 2017 tot en met 7 november 2018. Daarnaast is hij veroordeeld voor het medeplegen van diefstal van elektriciteit in diezelfde periode. [1] Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat [2] :
- het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij waaruit blijkt dat de politie op 7 november 2018 in een pand aan de [adres] in [plaats] een hennepkwekerij met 768 hennepplanten aantreft [3] ;
- de verklaring van de veroordeelde [veroordeelde] ter terechtzitting van 14 februari 2022 waarin hij verklaart dat de kwekerij in 2016 is opgestart en dat er zes oogsten zijn geweest. [4]
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – het ontnemingsrapport tot uitgangspunt. [5] Veroordeelde heeft weliswaar verklaard over de inkomsten die hij uit de hennepkwekerij kreeg, maar die verklaring geeft onvoldoende houvast om aan de hand daarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. Zijn verklaring dat hij aanvankelijk € 2.000 per maand kreeg en later € 2.000 per oogst, strookt immers niet met de veel grotere contante stortingen op zijn rekeningen die volgens zijn verklaring ook verband houden met de hennepkwekerij. Bij gebrek aan een aanknopingspunt van het concreet genoten wederrechtelijk voordeel zal de rechtbank uitgaan van de berekeningswijze in het ontnemingsrapport dat grotendeels is gebaseerd op het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht' van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016, waarin standaardberekeningen en normen met
betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht zijn vermeld.
3.2.1.
Periode
In de strafzaak is bewezen verklaard dat veroordeelde in de periode van 7 juli 2017 tot en met 7 november 2018 in totaal ongeveer 768 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. De veroordeelde heeft ter terechtzitting van 14 februari 2022 verklaard dat de kwekerij in november of december 2016 is opgestart. Veroordeelde heeft verklaard dat er 6 keer is geoogst in de kwekerij. In het rapport wordt uitgegaan van 10 eerdere oogsten. De rechtbank gaat uit van de in de strafzaak bewezenverklaarde periode waarin er 6 oogsten zijn geweest, en niet van hetgeen hierover in het rapport is omschreven.
3.2.2.
Bruto opbrengst
In de kwekerij zijn twee kweekruimtes aangetroffen.
In kweekruimte 1 zijn 390 hennepplanten aangetroffen. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt:
11,349 kilogram x EUR 4070,00 = EUR 46.190,43. [6]
In kweekruimte 2 zijn 378 hennepplanten aangetroffen. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt:
10,8108 kilogram x EUR 4070,00 = EUR 43.999,96. [7]
3.2.3.
Kosten
Van de bruto opbrengst is een aantal kosten afgehaald. Dit betreffen afschrijvingskosten, hennepstekken, variabele kosten, elektriciteitskosten en huisvestingskosten. Voor wat betreft de huisvestingskosten gaat de rechtbank uit van de huur over de gehele bewezenverklaarde periode van juli 2017 tot en met november 2018, dus 17 maanden. De maandelijkse huur voor de loods was op 1 september 2018 € 3.186,78. [8]
3.2.4.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank gaat uit van 6 eerder gerealiseerde oogsten waardoor het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt:
Kweekruimte 1
Bruto opbrengst 6 x EUR 46.190,43 = EUR 277.142,58
Totale kosten 6 x EUR 3249,10 = -/- EUR 19.494,60
Kweekruimte 2
Bruto opbrengst 6 x EUR 43.999,96 = EUR 263.999,76
Totale kosten 6 x EUR 3156,82 = -/- EUR 18.940,92
Algehele elektriciteitskosten: EUR -/- 12.372,00
Algehele huisvestingskosten: EUR -/- 54.175,26 (17 x € 3.186,78)
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel: € 436.159,56.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 436.159,56.
3.3
Toerekening van het voordeel
Ten laste van veroordeelde is in de strafzaak bewezen verklaard dat hij in de periode van 7 juli 2017 tot en met 7 november 2018 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft veroordeelde vrijgesproken van het telen van hennep. Gelet op het professioneel karakter en de grootte van de hennepkwekerij, tezamen met de verklaring van veroordeelde over de rol van [A] en een ander onbekend gebleven persoon zal de rechtbank – anders dan de officier van justitie – er niet van uitgaan dat de
geheleopbrengst van de hennepkwekerij enkel aan veroordeelde ten goede is gekomen. Het bestaan van de persoon [A] is bevestigd en hij is ook als getuige gehoord. In het dossier bevindt zich daarvan een verklaring waarin hij zich op zijn zwijgrecht beroepen heeft. Om voornoemde redenen zal de rechtbank ervan uitgaan dat veroordeelde de kwekerij met in ieder geval één ander persoon heeft gerund.
Het ontnemingsbedrag zal daarom in twee gelijke delen worden gesplitst waarvan een gedeelte van
€ 218.079,78aan veroordeelde zal worden toegerekend.
3.4
Betalingsverplichting
De rechtbank merkt allereerst op dat de draagkracht van veroordeelde in beginsel pas aan de orde dient te worden gesteld in de executiefase. In de ontnemingsprocedure kan de draagkracht slechts reden zijn tot matiging van de betalingsverplichting wanneer het de rechtbank op het moment van beoordeling meteen duidelijk is dat de veroordeelde op dit moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. De rechtbank is van oordeel dat hier in het geval van veroordeelde sprake van is. Bij de vaststelling van de hoogte van de betalingsverplichting houdt de rechtbank rekening met het feit dat in een eerdere ontnemingsprocedure is bepaald dat aan de zijde van veroordeelde sprake is van betalingsonmacht. Gelet op het feit dat verdachte kampt met zeer forse schulden bij onder meer de Belastingdienst en gelet op het feit dat hij eerder een riant ontnemingsbedrag van meer dan € 900.000,00 opgelegd heeft gekregen, matigt de rechtbank het te betalen ontnemingsbedrag.
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, vast op
€ 175.000,00.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 218.079,78;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 175.000,00aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2022.

Voetnoten

1.Het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland van 28 februari 2022.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal (delen I en II) van 13 november 2019 genummerd onder algemeen zaakregisratienummer PL0900-2019099128 Z en 29 november 2021 genummerd onder algemeen zaakregisratienummer PL0900-2019099128 (A verbaal) waarbij alle processen-verbaal het kenmerknummer PL0900-2018270810 dragen, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 655. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2018, opgemaakt door [verbalisant 1] & [verbalisant 2] , p. 99-103 en bijbehorende fotobijlagen (p. 104-145).
4.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
5.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij”, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2018270810-1 (pagina 563 tot en met 569).
6.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij”, pagina 565.
7.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij”, pagina 567.
8.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij”, pagina 566.