4.3.1.Bewijsmiddelen
Feit 1 – aanwezig hebben van hennep
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 februari 2022 het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
[A] heeft mij benaderd met de vraag of ik geld wilde verdienen door een pand op mijn naam te huren voor de opslag van goederen. Ik heb daarom een huurovereenkomst afgesloten op mijn naam. Ik kwam 3 à 4 keer per week in het pand. Ik wist van de kwekerij in het pand. In november of december 2016 is de kwekerij gestart. Eens per maand kwam ik bij de planten, om te zien of het allemaal goed ging. [A] vertelde mij wanneer er geoogst werd. Ik zorgde voor alle betalingen, zowel van het pand als van de huurauto’s voor het inladen van de hennep. [A] gaf mij opdracht om het bedrijf [bedrijf] op te richten. Dit bedrijf diende eigenlijk als dekmantel. Het moest voor de buitenwereld lijken alsof er legale bedrijvigheid in het pand was. U houdt mij voor dat er administratie is aangetroffen in het pand en dat bijna alle facturen en administratie op mijn naam staat, dat klopt. Ik moest er in de ochtenduren zijn om mensen te ontvangen. Ik kreeg hiervoor € 2000,- per maand, daarnaast kreeg ik € 2000,- per oogst, per kweekruimte.
Op 7 november 2018 treedt de politie binnen in het bedrijfspand aan de [adres] in [vestigingsplaats] . In dit pand wordt een hennepkwekerij aangetroffen. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschrijven hun bevindingen in een proces-verbaal als volgt:
Op 7 november 2018 stelden wij een onderzoek in op het adres de [adres] in [vestigingsplaats] .Het pand bleek opgedeeld in een aantal kantoorruimtes en een grote bedrijfsloods waarin onder twee grote stapels isolatieplaten twee ruimtes waren gemaakt waarin hennepkwekerijen waren gemaakt. […] In kweekruimte 1 bleken 390 hennepplanten te staan. […] In kweekruimte 2 bleken 378 hennepplanten te staan.[…] Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. Wij, verbalisanten, stelden voor een representatieve bemonstering een aantal hennepplanten veilig. Deze monsters testten wij met gebruikmaking van de cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.
Er is onderzoek gedaan naar de geldstromen op het rekeningnummer van verdachte en zijn bedrijf [bedrijf] . Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft zijn bevindingen in een proces-verbaal als volgt:
Ik zag dat de bankrekening met nummer [rekeningnummer] op naam stond van [verdachte] , h/o [bedrijf] , [adres] , [woonplaats] , Nederland. Ik zag dat de rekening per 01 oktober 2015 was geopend en dat het een zakelijke rekening betrof. Ik zag dat de gemachtigde was Hr. [verdachte] , [adres] , [woonplaats] , Nederland. Ik zag dat naam rekeninghouder was: [verdachte] . […] Ik zag onder andere dat er in de gevorderde periode
- 136 stortingen op eigen rekening waren voor een totaal bedrag van: 304.050,00 euro. Ik zag dat er verschillende opnames van rekening waren die in korte tijd achter
elkaar plaatsvonden.Ik zag dat er verschillende transacties waren waar autoverhuurbedrijven bij betrokken waren.
Van de informatie uit het ICOV is een proces-verbaal opgesteld. Verbalisant De Jong relateert hierover het volgende:
Uit de gegevens van de belastingdienst blijkt onder meer dat het gezamenlijke fiscale inkomen van de verdachte en zijn partner over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 respectievelijk 54.750 Euro, 59.781 Euro, 21.216 Euro en 32.481 Euro bedroeg. Verder blijkt uit deze gegevens dat de verdachte over de jaren 2017 en 2018 kennelijk nauwelijks inkomen heeft genoten. Ook blijkt uit de verstrekte gegevens dat het bedrijf [bedrijf] over de jaren 2015 tot en met 2017 kennelijk geen omzet heeft gedraaid.
Feit 2 – diefstal elektriciteit
Op 13 november 2018 wordt namens Stedin aangifte gedaan van de diefstal van elektriciteit:
Ik, [aangever] ben namens het slachtoffer Stedin gerechtigd tot het doen van aangifte. In de periode van 29-09-2016 t/m 07-11-2018 is er sprake van diefstal elektriciteit.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 februari 2022 het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
Ik wist van de kwekerij in het pand. Ik betaalde de elektriciteitsrekening. Het bedrag dat ik maandelijks betaalde was te laag om een hele kwekerij van deze omvang in bedrijf te houden.
Bewijsoverweging
Allereerst stelt de rechtbank vast dat er in het dossier geen bewijsmiddel aanwezig is waaruit volgt dat kan worden vastgesteld dat verdachte zich actief heeft bezig gehouden met de teelt van de hennep. Verdachte heeft voorts ook niet verklaard dat hij zich actief heeft bezig gehouden met de teelt van de hennep (door bijvoorbeeld de planten te knippen, water te geven o.i.d.) wat maakt dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie - verdachte van dit onderdeel partieel zal vrijspreken.
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De vervolgvraag is echter of de rol van verdachte bij de hennepkwekerij moet worden geduid als die van medepleger of medeplichtige. Bij deze beoordeling stelt de rechtbank voorop dat voor de kwalificatie medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking is vereist. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan daarvan slechts sprake zijn als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of een bijdrage van voldoende gewicht is, kan de rechter onder andere rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, de rol van verdachte niet beperkt gebleven tot die van medeplichtige, zoals door de raadsvrouw is bepleit. Verdachte heeft ingestemd met het op zijn naam huren van een pand voor dhr. [A] en een onbekend gebleven persoon. Al vrij snel werd het verdachte duidelijk dat het pand nodig was voor het opzetten van een kwekerij. Verdachte was op de hoogte van de aanwezigheid van de kwekerij en was meerdere malen per week aanwezig in het pand, niet alleen in het kantoorgedeelte maar ook bij de hennepplanten. Over zijn aanwezigheid in het pand en de opbrengsten van de kwekerij waren duidelijke afspraken gemaakt. Zijn aanwezigheid was ook nodig voor de hennepkwekerij: die moest immers zorgen voor de schijn van legale bedrijvigheid in het pand. De bijdrage van verdachte bestond uit a. het huren van een pand, b. het zorgen voor de betalingen van de elektriciteit van het pand, alsmede de huur van auto’s voor het afvoeren van de hennep, c. het oprichten van het bedrijf [bedrijf] om de schijn te wekken van legale bedrijfsactiviteiten en d. het openen van een bankrekening voor dit bedrijf. Verdachte was nauw betrokken bij het regelen van de financiën voor de kwekerij, hetgeen blijkt uit de aangetroffen facturen – alle op zijn naam of op naam van zijn bedrijf [bedrijf] – alsmede de onverklaarbare geldstromen op zijn rekening. Over de contante stortingen op zijn rekening heeft verdachte verklaard dat die allemaal te maken hadden met de hennepkwekerij. Dat bedrag is echter groter dan de € 2.000 per maand, de € 2.000 per oogst en de huurkosten van het bedrijfspand. Duidelijk is dan ook dat de rol van verdachte meer behelsde dan alleen het ter beschikking stellen van een pand voor de kwekerij. Voorts volgt uit de verklaring van verdachte dat voornoemde [A] en een onbekend gebleven persoon zorgden voor de oogst van de hennep. Uit al het voorgaande volgt dus dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Ten aanzien van het tweede tenlastegelegde feit oordeelt de rechtbank dat verdachte – gelet op zijn verklaring ter terechtzitting – wist dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen. Door zijn gedragingen met betrekking tot de hennepkwekerij (zie hiervoor) bestond er ook wat betreft de diefstal van elektriciteit een bewuste en nauwe samenwerking.