ECLI:NL:RBMNE:2022:721

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/1527-B
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot beperking van de kennisneming in WOZ-zaak met huurwaardekapitalisatie

Op 25 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een beslissing genomen in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de beperking van de kennisneming van bepaalde stukken in een WOZ-zaak. De eiser, vertegenwoordigd door C. Ayoujil, heeft verzocht om toegang tot informatie die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, vertegenwoordigd door R. Janmaat, is ingediend. De rechtbank moest beoordelen of de huurovereenkomsten en inlichtingenformulieren, die ten grondslag liggen aan de vaststelling van de WOZ-waarde van een bedrijfsobject, geheim moesten blijven voor de eiser. De rechtbank oordeelde dat het belang van de eiser om kennis te nemen van deze informatie zwaarder weegt dan de privacy- en concurrentiebelangen van de verhuurders en huurders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar geen voldoende gewichtige redenen heeft aangedragen om de kennisneming te beperken. De rechtbank heeft het verzoek van de heffingsambtenaar afgewezen en de stukken teruggestuurd, met de mogelijkheid voor de heffingsambtenaar om de gegevens opnieuw in te dienen, waarbij persoonsgegevens kunnen worden geanonimiseerd. Deze beslissing is genomen door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1527
Beslissing op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: C. Ayoujil),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: R. Janmaat)

Inleiding

1. De rechtbank moet beslissen of bepaalde stukken, die de heffingsambtenaar in de beroepszaak wil indienen, geheim moeten blijven voor eiser. De beroepszaak heeft betrekking op de vaststelling van de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2020 van het bedrijfsobject aan de [adres] in [vestigingsplaats] . De waarde is door de heffingsambtenaar bepaald met behulp van de huurwaardekapitalisatie-methode.
2. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 2 december 2021 geoordeeld dat de huurovereenkomsten en inlichtingenformulieren die ten grondslag liggen aan de huurcijfers op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. De heffingsambtenaar had deze stukken daarom moeten verstrekken (artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
3. De heffingsambtenaar heeft op 23 december 2021 bij de rechtbank stukken ingediend, met een verzoek tot beperking van de kennisneming in de zin van artikel 8:29 van de Awb.
De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek. Eiser heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Overwegingen

1. Als uitgangspunt geldt dat alle procespartijen recht hebben op kennisneming van alle stukken uit het dossier. Op grond van artikel 8:29 van de Awb kan daar een uitzondering op worden gemaakt, als daar gewichtige redenen voor zijn. De rechtbank kan op verzoek van een partij die stukken overlegt beslissen dat uitsluitend de rechtbank van die stukken kennis mag nemen. Bij de beslissing of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is weegt de rechtbank de gewichtige redenen waarop de indiener van de stukken een beroep doet af tegen het belang van de andere partij(en) om kennis te nemen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
2. De stukken die door de heffingsambtenaar zijn ingediend zijn huurovereenkomsten en inlichtingenformulieren met betrekking tot meerdere bedrijfspanden, en kopieën van identiteitsbewijzen van bij de (ver)huur betrokken personen.
3. Het verzoek van de heffingsambtenaar bevat geen motivering van de gewichtige redenen voor het verzoek om de kennisneming te beperken. In de correspondentie verwijst de heffingsambtenaar wel naar de tussenuitspraak van 2 december 2021. De rechtbank heeft in dit geval de motivering daarom afgeleid uit de tussenuitspraak.
4. Uit de tussenuitspraak blijkt dat de heffingsambtenaar heeft gewezen op de vertrouwelijkheid van de huurovereenkomsten en inlichtingenformulieren die door eigenaren of huurders van onroerend goed worden verstrekt. De rechtbank leidt hieruit af dat de heffingsambtenaar een beroep doet op concurrentie- en privacybelangen van de verhuurders en huurders.
Identiteitsbewijzen
5. Een verzoek op grond van artikel 8:29 van de Awb kan, zoals blijkt uit het eerste lid, uitsluitend betrekking hebben op stukken die de betrokken partij op grond van de wet verplicht is over te leggen.
6. De kopieën van de identiteitsbewijzen zijn onverplicht overgelegde stukken. Het verzoek voor zover dat ziet op de identiteitsbewijzen wordt daarom buiten behandeling gelaten. De rechtbank zal conform artikel 2.8 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021 de betreffende stukken terugsturen.
Concurrentie- en privacybelangen
7. De heffingsambtenaar heeft een beroep gedaan op de concurrentie- en privacybelangen van de verhuurders en huurders. De huurovereenkomsten en inlichtingenformulieren bevatten concurrentiegevoelige gegevens, zoals gegevens over de totstandkoming van de huurprijs en tussen partijen overeengekomen bedingen. In de stukken staan ook de gegevens van degenen die als verhuurder of huurder optreden. Daar zijn ook natuurlijke personen bij, die bijvoorbeeld als eenmanszaak optreden.
8. De rechtbank vindt dat in dit geval het belang van eiser om kennis te nemen van de informatie in de huurovereenkomsten en inlichtingenformulieren zwaarder weegt dan de concurrentie- en privacybelangen van de verhuurders en huurders. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden met betrekking tot deze specifieke verhuurders en huurders. De concurrentiegevoelige gegevens en ook de identiteit van de verhuurders en huurders kunnen een rol spelen bij (de bruikbaarheid van de gegevens voor) de waardevaststelling. Eiser moet de gegevens die voor de waardevaststelling zijn gebruikt kunnen controleren en betwisten. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het overleggen van deze gegevens een gevolg is van de keuze van de heffingsambtenaar om de waarde van het object op deze manier te onderbouwen.
9. De rechtbank wijst het verzoek af en zal de stukken terugsturen naar de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar kan de stukken opnieuw indienen. Daarbij heeft hij de keuze om de persoonsgegevens van natuurlijke personen die als vertegenwoordiger namens een rechtspersoon optreden weg te lakken. Dat geldt ook voor handtekeningen. De rechtbank wijst erop dat als de heffingsambtenaar de stukken niet indient, de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen kan trekken die hem geraden voorkomen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot beperking van de kennisneming af.
Deze beslissing is op 25 februari 2022 genomen door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier.
De griffier is niet in de gelegenheid
om deze beslissing te ondertekenen.
griffier rechter
mr. M. van der Knijff mr. R.C. Moed
Afschrift verzonden op:
Tegen deze tussenbeslissing staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenbeslissing kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.