ECLI:NL:RBMNE:2022:720

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
UTR - 21_1914
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ziekengeldsanctie en bewijsvermoeden bij verzending van besluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een opgelegde ziekengeldsanctie. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 5 oktober 2020, waarin haar werd opgelegd om de uitkering ingevolge de Ziektewet van haar (ex-)werkneemster tot 5 oktober 2021 te betalen. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit op bezwaar van 11 maart 2021. Tijdens de digitale zitting op 10 februari 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres betwistte dat het besluit tijdig was verzonden, en voerde aan dat zij het besluit pas op 13 oktober 2020 had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv er niet in was geslaagd om aannemelijk te maken dat het besluit op de gestelde datum was verzonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij het Uwv werd opgedragen het griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, met drs. R. in 't Veld als voorzitter en J. Wolbrink en N.H.J.M. Veldman-Gielen als leden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1914
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van10 februari 2022 in de zaak tussen
[eiseres], gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. B. Polman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: L. Ritsma).

Procesverloop

Met het besluit van 5 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres de verplichting opgelegd om de uitkering ingevolge de Ziektewet van haar (ex-)werkneemster [A] tot 5 oktober 2021 te betalen (een ziekengeldsanctie).
Bij besluit op bezwaar van 11 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 3 november 2020 tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit op bezwaar op de digitale zitting via Teams van 10 februari 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres heeft [B] aan deze zitting deelgenomen. Zij werd bijgestaan door de gemachtigde van eiseres.
Na afloop van de behandeling van het beroep op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 5 oktober 2020 waarmee aan eiseres een ziekengeldsanctie is opgelegd en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft het primaire besluit voorzien van de datum 5 oktober 2020 als verzenddatum. Dit is de laatste dag dit besluit rechtmatig kon worden genomen. Bij de bespreking van het beroep op zitting is vast komen te staan dat verweerder niet kan bewijzen dat het besluit ook daadwerkelijk op deze dag is verzonden.
3. Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerder de beslissing waarmee hij aan eiseres een ziekengeldsanctie heeft opgelegd uiterlijk op 5 oktober 2020 heeft verzonden. Eiseres stelt in dit verband dat zij de brief van verweerder, gelet op het door haar bij ontvangst geplaatste datumstempel, op 13 oktober 2020 heeft ontvangen. Daarom betwist eiseres dat verweerder het besluit tot het opleggen van een ziekengeldsanctie tijdig heeft verstuurd.
4. Volgens verweerder kan eiseres niet aantonen dat zij de brief met het primaire besluit pas op 13 oktober 2020 heeft ontvangen. Uit zijn datering van het primaire besluit blijkt volgens verweerder dat het binnen de fatale termijn is verzonden.
5. De rechtbank stelt vast dat het vaste rechtspraak is dat het risico van het niet kunnen aantonen dat een besluit daadwerkelijk op de gestelde datum is verzonden bij niet-aangetekende verzending of verzending zonder een bevestiging van ontvangst bij de afzender ligt. Dit sluit echter niet uit dat langs andere weg kan worden aangetoond dat het betreffende besluit op de gestelde datum is verzonden.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder er tot op de zitting niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het besluit waarmee hij aan eiseres een ziekengeldsanctie heeft opgelegd binnen de hiervoor geldende termijn is verzonden. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat de ontvangststempel van eiseres geen waarde zou hebben. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met deze stempel en de door haar gegeven toelichting op de zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het bestreden besluit pas op
13 oktober 2020 heeft ontvangen.
7. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep gegrond is. Het door eiseres betaalde griffierecht dient te daarom te worden vergoed. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2022 door
mr. drs. R. in 't Veld, voorzitter, en mr. J. Wolbrink en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
de voorzitter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.