In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een opgelegde ziekengeldsanctie. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 5 oktober 2020, waarin haar werd opgelegd om de uitkering ingevolge de Ziektewet van haar (ex-)werkneemster tot 5 oktober 2021 te betalen. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit op bezwaar van 11 maart 2021. Tijdens de digitale zitting op 10 februari 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres betwistte dat het besluit tijdig was verzonden, en voerde aan dat zij het besluit pas op 13 oktober 2020 had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv er niet in was geslaagd om aannemelijk te maken dat het besluit op de gestelde datum was verzonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij het Uwv werd opgedragen het griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, met drs. R. in 't Veld als voorzitter en J. Wolbrink en N.H.J.M. Veldman-Gielen als leden.