4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleidende overweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 heeft gepleegd. De verklaringen van de melder van de feiten 2 en 3 en de aangifte van feit 4 bezigt de rechtbank ook als ondersteunend bewijs voor de bewezenverklaring van feit 1 primair. Om herhalingen te voorkomen, zal de rechtbank onder feit 1 slechts verwijzen naar de bedoelde verklaringen en aangifte, en deze alleen volledig opnemen onder de feiten waarop zij rechtstreeks betrekking hebben.
Feit 1 (afpersing van aangever [slachtoffer 1] )
Aangever [slachtoffer 1] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik ging op Tinder onder de naam ‘ [naam 2] ’. Een paar weken terug kreeg ik via Tinder contact met een vrouw, die zich bekend maakte als [naam 1] , 18 jaar. Zij matchte ook met mij. De vrouw wilde verder contact via ‘ [chatsite] ’. [chatsite] is een anonieme chatsite
.We gingen chatten.Op een gegeven moment vertelde zij via [chatsite] dat ze 15 jaar was. Ze had al een opmerking gemaakt op Tinder: “voor 200 euro mag je me overal neuken!”.
Op woensdag 7 oktober [
de rechtbank begrijpt: 2020] om ongeveer 15.30 uur, had ik in Houten een afspraak gemaakt met dit meisje. We maakten een afspraak op de [straat] in Houten. Ik ben naar het huis toegelopen. Ik zag dat de deur werd open gedaan door een oude vrouw. Ik hoorde haar zeggen dat [naam 1] daar niet woonde. Ik liep terug in de richting van mijn auto. Ik was net van het erf af toen ik werd ingesloten door vier jongens.Ik weet dat ik opeens tussen hen in stond, ze kwamen van twee kanten. Die grotere jongen met capuchon kwam wel heel dicht bij. Dit was heel bedreigend. Ik was een beetje bang geworden. Ik voelde mij geïntimideerd. Ik hoorde dat die jongens tegen mij zeiden: “Ik trap je helemaal in elkaar, ik snij je keel door! Je hebt afgesproken met het zusje van een van ons.” Ze wezen hierbij naar een van die jongens, die met dat sikje. De grotere jongen met die hoody voerde het meeste het woord. Hij bedreigde mij het meeste. Ik hoorde een van hen zeggen: “Je hebt tweehonderd euro bij je! Geef die maar aan ons af!” Ik dacht dat ik me er misschien kon uitpraten en dat ze genoegen zouden nemen met dat geld, dus ik voelde mij absoluut gedwongen om de tweehonderd euro af te geven. Ik heb dit geld direct afgegeven. Het geldbedrag bestond uit vier briefjes van 50 euro. Ik moest van hem op mijn telefoon mijn bank-app openen en ik moest geld gaan overmaken. Ik dacht dat ze iets noemden van 3000 of 4000 euro. Dat heb ik niet gedaan.
In de processen-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op woensdag 7 oktober 2020 omstreeks 13.42 uur kreeg ik een melding om te gaan naar de [straat] in [woonplaats] waar een man, ter hoogte van nummer [nummer] , zou worden bedreigd door vier jongens. Toen ik, [verbalisant 1] , ter plaatse kwam, hoorde ik de melder zeggen: “Deze jongens hebben mij bedreigd en uitgelokt. Ik was hier voor een ontmoeting met een meisje. Ik ben dom geweest, het meisje heeft mij inderdaad verteld dat ze 15 jaar oud zou zijn. Nu blijkt dat ik ben opgewacht door deze jongens, die mij hebben bedreigd. Er was dus kennelijk geen sprake van een meisje, maar deze jongens hebben dit in scene gezet. Ze hebben mij bedreigd en mij tweehonderd euro afhandig gemaakt, die eigenlijk voor dat meisje bestemd zou zijn.”
Ik, [verbalisant 1] , liep naar de vier jongens toe. Ik vroeg aan de jongens, wie er in de chatgroep als ‘meisje van 15’ zou hebben opgetreden. Ik hoorde een van de jongens zeggen: “Dat ben ik geweest. Ik heb contact gehad, maar er is heel duidelijk aan het begin van de chat aangegeven, dat het ging om een meisje van 15 jaar. Ik heb hier voor u de gesprekswisseling.” Ik, [verbalisant 1] , zag dat hij mij met zijn telefoon een gesprek liet zien. Ik zag dat de jongen, die mij op zijn telefoon de gesprekswisseling liet zien, genaamd is: [verdachte] .
Ik liep vervolgens weer naar de melder, betrokkene [slachtoffer 1] […].
Ik vroeg aan hem wat er precies gebeurd was. Ik hoorde hem kort weergegeven zeggen:
“Ik ben hier naar toe gelokt, naar een woning, waar ik dacht een afspraak te hebben
gemaakt met een meisje. Ik weet dat ik strafbaar ben, maar ik heb mij laten leiden door de
inhoud van het gesprek en omdat mij dit toch wel spannend leek. Dat was heel dom van me. Het is terecht, dat ik hierop aangesproken wordt, maar deze manier is niet goed, dat laat ik niet zo maar gebeuren, dus ik heb de politie gebeld. Ik heb twee honderd euro onder dwang af moeten geven. Dit was een geldbedrag in 4 coupures van ieder 50 euro. De tweehonderd euro ben ik dan maar kwijt, dat is een soort leergeld voor me.”
Verdachte [medeverdachte 1] , geboren op [2003] te [geboorteplaats]
Verdachte [medeverdachte 2] , geboren op [1999] te [geboorteplaats]
Verdachte [verdachte] , geboren op [2003] te [geboorteplaats]
Verdachte [medeverdachte 3] , geboren op [2002] te [geboorteplaats]
Uit een kopie van een chatgesprek via [chatsite] blijkt het volgende:
De berichtwisseling werd naar mijn diensttelefoon via WhatsApp doorgezonden.
[naam 2] N [naam 1]
Ik moet wel iets zeggen ben wel 15
Stuur je me zo dadelijk een tikkie?
En maak je dan een leuk filmpje?
Waar kan ik hem op sturen?
Ik zet hem wel even om mijn broers ze naam
want anders gaat mijn moeder me rekening checken en dan gaat ze vragen wie het is
En bij me broer doet ze dat niet want die is ouder
Wil je mij alsjeblieft? 20,00
Betalen voor ?Eten? via
Https://tikkie.me/pay/ [nummer]
Betaald
Kan ik nkg tijkkue sturen hihihi
Maar dan voor een tientje.
Het was zo?n kort film0je
Isgoed
Mag het ook 15 ??
Wil je mij alsjeblieft? 15,00 betalen voor
?Eten?via
Https://tikkie.me/pay/ [nummer]
Dank je
Tikkie betaald
Ik heb 200 euro voor je gepind
Getuige [getuige] (de vader van [verdachte] ) heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik hoorde dat [verdachte] zei: “over 4 zaken te vertellen.” Hij had het over het busstation, een voorval van 200 euro, een voorval van 2000 euro en een voorval waarbij een scooter betrokken was en een voorval met klein geld.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
M: Er is aangifte tegen je gedaan van afpersing op onder andere woensdag 7 oktober
2020. Jij bent daar met nog drie (3) andere jongens in gesprek geweest met een agent en jullie hebben jullie identiteit, naam en adres afgegeven.
V: Wie had dit plan verzonnen om contact te leggen?
A: Ik niet. [verdachte] of [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] . Uiteindelijk wist ik er wel van. Ze hadden tegen
mij gezegd er komt een man aan die denkt dat hij afgesproken heeft met een meisje van 15 jaar […].
V: Wie is [naam 1] ?
A: [verdachte] was [naam 1] . […]
V: Hoe oud is [naam 1] ?
A: Die was 15.
V: Jullie zijn er ook echt met zijn vieren heen gereden?
A: Ja.
V: Wie zijn wij?
A: Ik, [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
[verdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wie is [naam 1] ?
A: Euh, weet niet, dat ben ik. Ik deed mij voor als [naam 1] .
V: Hoe oud is [naam 1] ?
A: 15 jaar.
V: Wie kwam er op het idee om dit account te maken?
A: Ikke.
V: Wie is [naam 2] ?
A: Zo heette die man op Tinder.
V: Wie kwam er op het idee om een afspraak te maken tussen [naam 1] en [naam 2] ?
A: Ikke.
V: Wat was in eerste instantie de plek om af te spreken?
A: Het is altijd [adres] geweest.
V: Wiens idee was het om daar af te spreken?
A: Mijn.
V: Waarom daar?
A: Het is een rustige plek.
M: [naam 2] is op het erf van die woning aan de [straat] maar komt erachter dat [naam 1] daar niet woont. Dan loopt hij over het erf van de woning af naar de openbare weg.
V: En wat gebeurt er dan?
A: Spreken wij hem aan.
V: Wie is wij?
A: De mensen die erbij waren.
V: Wie zijn die mensen?
A: […] Ikke, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . […]
V: Wie zei er toen: “u zoekt [naam 1] of een meisje, je bent een pedofiel’.?
A: […] Maar [medeverdachte 3] zei het.
A: Via Tinder had ik gezegd 200 euro dan mag je.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
A: We waren met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . […] Ze zeiden He joh vanavond komt er een pedofiel. Het was veel in het nieuws dus ik ging mee. Een had contact met die man gemaakt. Dat was [verdachte] , die deed zich voor als meisje. […]
O: Je had het over 200 euro.
V: Waar komt dat bedrag vandaan?
A: [verdachte] zei dat die man dat zou betalen om sex te hebben met dat meisje.
In het proces-verbaal van [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
[…] ontving ik het volgende goed met het verzoek deze te onderzoeken.
Apple
iPhone XS [medeverdachte 3]
IMEI: [IMEI-nummer]
Als gebruiker van de telefoon kan ik aanmerken de verdachte [medeverdachte 2] .
Ik deed handmatig onderzoek naar de gegevens in de telefoon en maakte foto's van de
door mij bevonden gegevens zoals in de onderzoeksvraag geformuleerd. De foto's drukte ik af op bijgevoegde fotobladen.
Fotoblad pagina 2: Foto 2 - Op 24 september 2020 werd er een bericht van het toestel verstuurd met de tekst:
‘Komt vanmiddag als K wil een vieze pedo naar Houten om zogenaamd met een meisje van 15 seks te hebben, wil M laten pinnen en aanpakken.’
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wie is [naam 1] ?
A: Dat is een meisje die bedacht is door [verdachte] of [medeverdachte 2] .
V: Waar zochten jullie naar om op Tinder te reageren en een match te maken?
A: Weet ik niet ik heb dat niet gedaan
V: Wie heeft dat wel gedaan?
A: Volgens mij [verdachte] .
Melding bij de politie en verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris
Zie hierna onder de feiten 2 en 3.
Aangifte van [slachtoffer 3]
Zie onder feit 4.
Feiten 2 en 3 (afpersing en diefstal van [slachtoffer 2] )
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op 21 oktober 2020 ontving ik via het regionaal service centrum van de politie Midden-Nederland, per mail een klantenverzoek/terugbelbericht. In de melding stond een hele verklaring van wat deze man (
de rechtbank begrijpt: de heer [slachtoffer 2] )in Houten was overkomen. Onderstaande betreft een letterlijke weergave van een gedeelte uit de melding die door de man gedaan werd.
“Ik leerde paar dagen terug via datingsite Tinder een meisje, [naam 1] , kennen. Ze zei dat ze 18 was. Ze wilde snel naar chatsite [chatsite] . We wilden afspreken. Maar eerst vroeg ze mij 10 te betalen via een Tikkie. Dat heb ik via mijn SNS-rekening gedaan. Dat geld is naar een Rabobank-rekening van, wellicht zogenaamd, haar broer [verdachte] gegaan. Uiteindelijk was dan vanavond, dinsdag 20.10.20 onze afspraak om 19 uur bij de [adres] in [woonplaats] . Toen chatte ze dat ik naar die parkeerplaats op 100 meter moest gaan en daar op haar moest wachten. Toen kwamen er opeens 3 mannen aan, met capuchons en voorzien van mondmasker, allen donkere kleren dragend, die mij sommeerden uit te stappen, nadat ze het portier hadden geopend. Ze stelden dat ik met een meisje van 15 had afgesproken en 1 van hen was haar broer. Ze bleven verbaal agressief en wilden dat ik met hen in mijn auto ging zitten. Ze wilden ook mijn autosleutels, telefoon en portemonnee. Omdat ze serieus dreigend waren, besloot ik weg te rennen. Met zijn 3en haalden ze mij in en hielden me vast. Ik werd terug getrokken en geduwd naar mijn auto
.Ik moest met die 3 mannen in de auto gaan zitten. Ze zetten me onder druk door te vragen hoe ik haar had leren kennen, dat ik mij moest schamen gezien het leeftijdsverschil en ze wilden mijn telefoon. Ze vroegen ook of ik geld bij me had en ik hoopte ermee klaar te zijn door ze die 200 uit mijn portemonnee te geven. Dat was niet zo: ze wilden mijn telefoon voor bankapps. Ik zei dat ik alles per internetbankieren deed. Ze wilden mijn bankpas en pincode. Ik gaf mijn Rabopas en pincode daarvan. De langste van de 3 dreigde het meest dat er dingen zouden gebeuren als ik niet meewerkte. De ‘leider’ stapte uit en de andere man rende met mijn pas weg, blijkbaar om te pinnen. De ‘leider’ hield met die man per telefoon contact. Toen dat pinnen klaarblijkelijk gelukt was, stapten ze […] uit. Ze zeiden dat ik pas weg mocht gaan als ze uit het zicht waren. Ik was bang […]. Er was inderdaad rond 19.30 uur te Houten 2.000 gepind.”
[slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Rechter-commissaris: U heeft geen aangifte gedaan, maar een melding per mail. […]
Het was in diezelfde nacht dat ik de politie heb gemaild. Ik ben vanuit Houten eerst naar de politie gegaan maar daar was niemand meer. Toen ben ik naar huis gegaan en een melding per mail gedaan.
Rechter-commissaris: Was u bang?
Jazeker.
Voelde u dwang uitgaan van de situatie en zo ja, waaruit bestond die dwang?
Het was een felheid die er van uitging omdat ik met het zusje zou hebben afgesproken.
Is er iets bedreigends gezegd?
Ik vond het bedreigend overkomen dat ze met mij in de auto wilden gaan zitten. Omdat er dan geen zicht vanuit de omgeving op mij zou zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting, voor zover voor dit feit van belang, onder meer het volgende verklaard:
Ik heb op Tinder en [chatsite] als [naam 1] contact gezocht met mannen.
Ik heb afspraken gemaakt op 7 oktober, 20 oktober en 7 november 2020.
U, voorzitter, vraagt hoe het is gegaan met meneer [slachtoffer 2] op 20 oktober 2020 te Houten.
We hadden capuchons op.
We zijn in de auto gaan zitten.
Ik was met [medeverdachte 2] [
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]] en [medeverdachte 1] [
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]].
Ik kreeg de pas van iemand anders en ben weggegaan om te pinnen.
[slachtoffer 2] heeft € 200,- gegeven en ik heb € 2.000,- gepind.
U vraagt hoe iemand erop komt zijn pinpas te geven. Ik denk dat hij heel bang was.
Om zijn autosleutels is gevraagd zodat hij niet met de auto weg kon.
U vraagt wat er met het geld is gebeurd. Dat hebben we verdeeld onder ons drieën. [medeverdachte 1] en ik € 740,- en [medeverdachte 2] € 720,-. Dat maakt € 2.200,-.
Feit 4 (afpersing van [slachtoffer 3] )
Aangever [slachtoffer 3] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik zit regelmatig op de site Tinder. Op zaterdag 7 november 2020 omstreeks 16:00 uur zag ik een berichtje binnenkomen van een persoon die interesse in mij had. Dit bleek een dame te zijn die zich voorstelde als [naam 1] .Rond 20:30 uur, diezelfde dag, vroeg [naam 1] mij of we wat af konden spreken. [naam 1] stelde voor om elkaar te zien bij haar woning aan de [adres] te [woonplaats] . Op die zaterdag 7 november 2020 omstreeks 21:00 uur parkeerde ik de auto van mijn vader op de parkeerplaats naast het met [naam 1] afgesproken adres. Ik liep vervolgens naar de boerderij en belde aan. Er werd echter niet open gedaan. Op het moment dat ik terugliep naar de auto, ontving ik een nieuw bericht van [naam 1] dat de afspraak met haar niet door kon gaan. Toen ik ongeveer halverwege de parkeerplaats was doemden er opeens uit het niets twee gestalten op. Ik zag dat beide mannen bivakmutsen over hun hoofd droegen. Ik zag dat het bivakmutsen betrof met een sleuf voor de ogen. Ik hoorde één van de mannen zeggen: “als je meewerkt gebeurt je niks.” De beide mannen kwamen achter mij staan, één van hen pakte mij stevig vast met zijn arm om mijn nek. Door de arm werd ik stevig vastgehouden. Vervolgens dwongen beide mannen mij richting mijn auto te lopen. Ik moest richting de bestuurderskant van mijn auto lopen en moest vervolgens mijn auto met de sleutel ontgrendelen. Ik deed hierna zelf het bestuurdersportier open en moest op de bestuurdersplaats gaan zitten. Beide mannen gingen zelf op de achterbank zitten, alle portieren werden gesloten. Vervolgens werd er gevraagd om mijn bankpas, maar omdat ik die niet bezit vroegen de mannen naar mijn portemonnee. Ik hoorde één van de mannen zeggen: “heb je echt geen bankpas” en “heb je geen geld” en “wat heb je dan bij je, sigaretten”. Ik stamelde: “ik heb alleen wat muntgeld en wat shag”. Ik hoorde één van de mannen zeggen: “geef mij die ruitenhamer”. Ik pakte de ruitenhamer aan de bijrijderskant en gaf die aan de mannen. Later bleek dat de mannen alleen één voorgedraaid sjekkie en het muntgeld, totaal circa 5 euro hadden meegenomen. Als ik over dit voorval nadenk, kom ik tot de conclusie dat ik door [naam 1] naar de parkeerplaats ben gelokt. Toen ik weer thuis was kreeg ik nog een berichtje van [naam 1] met de tekst of ik nog naar de politie was gegaan.
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] staat - zakelijk weergegeven - het volgende:
Ik heb een geluidsfragment beluisterd, dat is aangeleverd door de aangever/benadeelde. Ik zag dat de opname 6 minuten en 58 minuten duurde.
- 00:10 seconden ik hoor iemand kreunen, hard ahhh roepen. Ik hoor dat dit een mannenstem is. Hierna noem ik deze stem: Stem 1.
- 00:20 seconden ik hoor een mannenstem zeggen: “Niet moeilijk gaan doen”
- 00:30 seconden ik hoor een mannenstem zeggen: “Doe die auto open, nu”
- 00:46 seconden ik hoor een mannenstem zeggen: “Telefoon” “inleveren” “nu”
- 00:59 seconden ik hoor dat dezelfde stem nogmaals zegt: “zitten”
- 1:17 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “autosleutel, hier”
- 1:22 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “hoeveel geld heb je bij je”
- 1:23-1:24 minuten ik hoor stem 3 op luide toon vragen: “hoeveel geld heb je bij je”
- 1:40 minuten ik hoor een mannenstem zeggen: “Geef nu je portemonnee”
- 1:56 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “Waar is je bankpas”
- 2:36 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “Hoeveel geld heb je”
- 2:53 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “Hoeveel”
- 2:54 minuten ik hoor stem 1 zeggen: “vijf”
- 2:56 minuten ik hoor stern 3 zeggen: “Sowieso hier geven”
- 4:04 minuten ik hoor een mannenstem zeggen: “Het is een joint”
- 4:20 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “Joinco”
- 5:51 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “Als je gewoon rustig gaat nadenken en gaat
zoeken naar die kankerdinges, is er niks aan de hand.”
- 6:12 minuten ik hoor stem 3 zeggen: “die klauwhamer die voor in je auto zit, daar”
Verdachte heeft ter terechtzitting, voor zover van belang voor dit feit, het volgende verklaard:
Ik heb op Tinder als [naam 1] contact gezocht met de man. Ik ben tegen deze man vergeten te zeggen dat ‘ [naam 1] ’ minderjarig is. Ik heb alleen contact met hem gehad via Tinder. Het was op Tinder niet mogelijk om te zeggen dat ‘ [naam 1] ’ onder de achttien was. Op [chatsite] kon dat wel. Daarom heb ik aan de andere mannen voorgesteld om op [chatsite] verder te chatten. Ik heb de afspraak gemaakt op 7 november 2020.
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Vertel eens over 07 november 2020?
V: Waarom daar afgesproken op de [adres] te [woonplaats] ?
A: Je kan gelijk je auto parkeren en daar is het rustig.
O: Die man komt aan op de parkeerplaats weer terug bij zijn auto.
V: Wat gebeurt er dan?
A: Lopen wij naar hem toe en confronteren met hem, praten met hem.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
M: Het slachtoffer van 07 november 2020 heeft de hele beroving opgenomen. […]
M: Geluidsfragment wordt afgespeeld.
A: Ik was het wel op die telefoon.
V: Bedoel je daarmee de geluidsopname?
A: Ja.
A: […] Wij zijn naar zijn auto toegelopen. Wij zijn in zijn auto gaan zitten. Wij hebben hem om geld gevraagd. […]. Hij had wel een voorgedraaide joint. Hij had wel een zakje met muntgeld. […]
V: Wie zijn wij?
A: Ik en [verdachte] .
Ten aanzien van alle feiten
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast. [verdachte] heeft onder een door hem gemaakt Tinder-profiel van de zogenaamde 18-jarige ‘ [naam 1] ’ contact gezocht met [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2 en 3) en [slachtoffer 3] (feit 4) (hierna in onderling verband aangeduid als: de aangevers). [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ‘ [naam 1] ’ op Tinder had gezegd dat zij zich tegen betaling van € 200 overal zou laten neuken, hetgeen door [verdachte] in de kern is bevestigd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben voorafgaand aan hun afspraak met ‘ [naam 1] ’ via tikkies al geldbedragen overgemaakt aan ‘ [naam 1] ’. Wat [slachtoffer 1] betreft is bekend dat die bedragen in ruil waren voor seksueel getinte filmpjes, zogenaamd van ‘ [naam 1] ’.
[verdachte] had met alle aangevers afgesproken bij een afgelegen woning aan de rand van het ‘ [gebied] ’ op de [straat] in [woonplaats] . De aangevers hebben allen verklaard dat zij daar niet door ‘ [naam 1] ’, maar door meerdere jongens werden opgewacht. De aangevers hebben allen aangegeven dat de jongens een bedreigende en intimiderende sfeer creëerden door om hen heen en/of dichtbij te staan en het gebruik van verbaal en/of (licht) fysiek geweld. Alle aangevers hebben verklaard dat de jongens geld van hen wilden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de jongens daarnaast wilden dat zij via een bank-app op hun telefoon grote geldbedragen zouden overmaken. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat er ook werd gevraagd om hun pinpas. [slachtoffer 2] heeft zijn pinpas en pincode aan de jongens afgegeven. [verdachte] heeft bekend dat hij daarmee € 2.000,- heeft gepind en dat hij dat geld heeft gedeeld met zijn mededaders.
Ten aanzien van feit 1
Hoewel [verdachte] heeft bekend dat hij en zijn mededader(s) [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] om geld en telefoons hebben gevraagd, ontkent [verdachte] dat dat ook het geval was bij [slachtoffer 1] . Volgens [verdachte] waren ze bij [slachtoffer 1] nog niet uit op zijn geld, maar wilden ze slechts ‘pedo’s pakken’. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] op dit punt niet geloofwaardig en acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en zijn mededaders [slachtoffer 1] hebben afgeperst en daarmee € 200,- afhandig hebben gemaakt. Daartoe acht de rechtbank het volgende van belang.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar. Uit het proces-verbaal van de verbalisanten ter plaatse volgt dat hij direct heeft verklaard over het incident. In deze verklaring belast hij zichzelf door te vertellen dat hij (naar hij dacht) had afgesproken met een vijftienjarig meisje. Hij maakt het feitelijk nog erger voor zichzelf door te zeggen dat hij tegen betaling van € 200,- seks met haar zou hebben en dat hij misschien wel naar binnen zou zijn gegaan, als het meisje de deur had open gedaan. Over de € 200,- die van hem is afgepakt, is hij specifiek, onder meer door te verwijzen naar de vier coupures van € 50,-. Hij verklaart bovendien dat hij het geld dat van hem is afgenomen, ziet als ‘leergeld’. Deze verklaring die hij direct na het incident heeft afgelegd, komt overeen met de verklaringen die hij later aflegt bij het doen van aangifte en bij de rechter-commissaris.
De voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] wordt op belangrijke punten ondersteund. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht was op het afhandig maken van geld, en niet (uitsluitend) op het ontmaskeren van pedofielen zoals [verdachte] heeft verklaard. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] € 200,- laten meenemen naar de afspraak met ‘ [naam 1] ’ en in de chatgesprekken heeft [slachtoffer 1] de dag voorafgaand aan de afspraak bevestigd dat hij die € 200,- daadwerkelijk heeft gepind. Deze afspraak werd op initiatief van [verdachte] gemaakt op een afgelegen (parkeer)plek. [verdachte] had in de aanloop naar de afspraak via ‘tikkies’ al geldbedragen van de heer [slachtoffer 1] ontvangen. Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte] en zijn medeverdachten iets hebben gedaan om [slachtoffer 1] te ‘exposen’ of om bewijs tegen hem te verzamelen. Niet [verdachte] en zijn medeverdachten, die veruit in de meerderheid waren door aangever met z’n vieren te benaderen, hebben de politie gebeld, maar [slachtoffer 1] zelf heeft de politie moeten bellen.
Voorts acht de rechtbank van belang dat [medeverdachte 2] , een van de medeverdachten bij dit feit, anderhalve week voor de ‘ontmoeting’ met [slachtoffer 1] een bericht heeft verzonden met daarin de mededeling dat er die avond (dat was 24 september 2020) een ‘pedo’ naar Houten zou komen om zogenaamd met een meisje van 15 seks te hebben en dat hij die man wilde laten
pinnenen aanpakken. Kennelijk leefde de gedachte om ‘pedo’s’ geld afhandig te maken op dat moment al bij in elk geval [medeverdachte 2] . Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt bovendien dat [verdachte] hem al had verteld dat [slachtoffer 1] € 200 zou meenemen naar de afspraak met ‘ [naam 1] ’.
De verklaring van [slachtoffer 1] over hetgeen de jongens van hem vroegen (geld en zijn telefoon), komt bovendien overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] die twee weken later werd overvallen en van wie ook € 200 in contanten werd afgenomen, en in grote lijnen ook met de aangifte van [slachtoffer 3] die een maand later werd overvallen. De daders zijn in hun benadering van de aangevers steeds op dezelfde manier te werk gegaan. In alle drie de gevallen heeft ‘ [naam 1] ’ op dezelfde afgelegen plek met de aangevers afgesproken, alwaar de aangevers door meerdere jongens werden opgewacht en aan wie zij onder (bedreiging met) geweld geld moesten afstaan, waarna ook nog om pinpassen en/of bankapps werd gevraagd teneinde hen nog meer geld afhandig te kunnen maken. Vast staat dat [verdachte] bij alle drie de feiten betrokken is geweest en dat [medeverdachte 1] in elk geval bij twee van de drie feiten (zie hierna feit 2) betrokken is geweest. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] niet naar waarheid heeft verklaard over de wijze waarop de verdachten hem om geld en zijn telefoon hebben gevraagd. Die handelwijze correspondeert namelijk met de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op dit punt, terwijl de afpersing van [slachtoffer 1] weken eerder plaatsvond.
Uit dit alles volgt het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling van de verdachten. Dat [verdachte] en zijn medeverdachten daadwerkelijk € 200 van [slachtoffer 1] hebben afgepakt, leidt de rechtbank bovendien af uit het feit dat [verdachte] de feiten die in dit dossier staan tegenover zijn vader heeft omschreven als “een voorval van 200 euro”, “een voorval van 2000 euro” en “een voorval met klein geld”. De omschrijvingen van de voorvallen duiden, zo begrijpt de rechtbank, op de ‘buit’ die per feit werd binnengehaald.
Dat de € 200,- niet bij [verdachte] en zijn medeverdachten is aangetroffen, doet aan het voorgaande niet af. Er heeft weliswaar een fouillering op straat plaatsgevonden, maar die was niet zo grondig als een fouillering die op het politiebureau had kunnen plaatsvinden. [verdachte] en zijn medeverdachten wisten bovendien dat [slachtoffer 1] de politie had gebeld. Zij hadden voldoende tijd en gelegenheid om het geld te verstoppen voordat de politie kwam. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het geld op een andere plek is gebleven, dan waar is gezocht.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande afpersing oplevert. Het bestanddeel “bedreiging met geweld” in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht dient ruim te worden uitgelegd. Niet is vereist dat de bedreiging met geweld een zelfstandig strafbaar feit betreft, zoals artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het oproepen van een dreigende sfeer is voldoende voor een bewezenverklaring van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [verdachte] en zijn medeverdachten een dreigende sfeer opgeroepen door [slachtoffer 1] op een afgelegen plek met z’n vieren (derhalve met een getalsmatig overwicht) op te wachten, door hem onverwacht in te sluiten, door dicht bij hem te gaan staan en door onder meer te zeggen “Ik trap je helemaal in elkaar, ik snij je keel door!”.
Medeplegen
Dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de volgende feiten en omstandigheden. Alle verdachten wisten van het account van ‘ [naam 1] ’ dat door [verdachte] beheerd werd en de gesprekken die hij daarop voerde. De verdachten zijn met elkaar naar de [straat] te [woonplaats] gegaan. Zij hebben [slachtoffer 1] daar gezamenlijk benaderd en aangesproken. Verdachten worden nadien ook alle vier aangetroffen op de plaats delict. Dat een van de verdachten tijdens het voorval deels niet aanwezig zou zijn geweest en aldus geen wezenlijke betrokkenheid zou hebben gehad bij het gebeurde, volgt niet uit de aangifte. De verklaringen van de verdachten hieromtrent zijn ook wisselend en ongeloofwaardig. Zij lijken daarmee vooral hun eigen aandeel te willen minimaliseren.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van de laatste vier gedachtestreepjes
(“- (vervolgens, nadat [slachtoffer 1] het geld had afgegeven): "Je komt er niet van af met die 200,00 Euro" en/of
- (vervolgens) de telefoon van [slachtoffer 1] af te pakken (teneinde geld over te maken vanaf de rekening van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] daartoe te bewegen) en/of
- [slachtoffer 1] te duwen, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- [slachtoffer 1] te achtervolgen”Ten aanzien van het afpakken van de telefoon overweegt de rechtbank dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen volgt dat het oogmerk van verdachten was gericht op het wegnemen van de telefoon. Uit hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard volgt veeleer dat de verdachten zijn telefoon wilden om met een bank-app geldbedragen over te (laten) maken. De verdachten hebben de telefoon ook niet daadwerkelijk meegenomen. Ten aanzien van de andere drie gedachtestreepjes overweegt de rechtbank dat deze handelingen pas hebben plaatsgevonden nadat de aangever het geld al had afgegeven. Deze handelingen hebben dan ook niet bijgedragen aan de afpersing.
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 7 oktober 2020 te Houten, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft schuldig gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 1] , door hem onder bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 200,-. Van hetgeen verder onder feit 1 ten laste is gelegd zal hij worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
Afpersing
Gelet op de melding van [slachtoffer 2] , diens verklaring bij de rechter-commissaris en de verklaringen van [verdachte] ter zitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 20 oktober 2020 te Houten, samen met twee anderen, [slachtoffer 2] heeft afgeperst door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 200,-, zijn bankpas en zijn pincode.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar, nu deze op grote lijnen consistent zijn. Dat [slachtoffer 2] op enkele details een jaar na het incident bij de rechter-commissaris afwijkend verklaart, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zijn verklaringen als ongeloofwaardig terzijde dienen te worden geschoven. Daarbij komt dat de verklaringen op hoofdpunten ondersteund worden door de verklaring van [verdachte] .
Als gezegd dient het bestanddeel “bedreiging met geweld” in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht ruim te worden uitgelegd en is in dat kader het creëren van een dreigende sfeer voldoende. [verdachte] en zijn mededaders hebben [slachtoffer 2] met z’n drieën op een afgelegen plek met capuchons op en voorzien van mondmaskers opgewacht. Ze hebben zijn portier geopend en hem, nadat hij was uitgestapt, gesommeerd weer in de auto te gaan zitten. Ze hebben zijn telefoon, autosleutels en portemonnee opgeëist. Toen [slachtoffer 2] het vervolgens op een rennen zette, zijn ze achter hem aangegaan en hebben ze hem terug naar de auto getrokken en geduwd, hetgeen als geweld wordt aangemerkt. Vervolgens hebben ze [slachtoffer 2] gedwongen om in de auto te gaan zitten en hebben ze plaatsgenomen bij hem in de auto. Hiermee hebben ze vervolgens een zodanige dreigende sfeer gecreëerd, dat [slachtoffer 2] onder geweld en bedreiging van geweld als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht is gedwongen tot afgifte van zijn geld, pinpas en pincode.
Medeplegen
Dat [verdachte] alleen is gaan pinnen, maakt niet dat geen sprake is van medeplegen. [verdachte] en zijn mededaders hebben [slachtoffer 2] immers samen benaderd en gedwongen tot afgifte van zijn geld, pinpas en pincode. Doordat een of meer medeverdachten in de auto bij [slachtoffer 2] bleef zitten, werd [verdachte] in de gelegenheid gesteld om te gaan pinnen. Op deze manier konden de verdachten nagaan of [slachtoffer 2] wel de goede pincode had opgegeven en kon [slachtoffer 2] de diefstal van zijn rekening niet voorkomen. Tot slot heeft [verdachte] ter zitting verklaard dat de buit onder de verdachten is verdeeld. Dit maakt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de verdachten allen een bijdrage van voldoende gewicht hebben geleverd.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] zich op 7 november 2020 te Houten hebben schuldig gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 3] door hem door geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 5,- en een joint.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van de tenlastegelegde diefstal. Ook spreekt de rechtbank [verdachte] vrij van afpersing van de lifehammer, nu uit het dossier niet is gebleken dat deze is meegenomen.