ECLI:NL:RBMNE:2022:693
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging loongerelateerde WGA-uitkering en toekenning WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkering. Eiser, die als servicemonteur werkte, had zich op 25 april 2016 arbeidsongeschikt gemeld. Per 31 juli 2018 was hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, die op 31 juli 2020 zou eindigen. Het UWV besloot de uitkering te beëindigen en een WGA-vervolguitkering toe te kennen, waarbij eiser werd geacht 57,69% arbeidsongeschikt te zijn. Eiser ging tegen dit besluit in beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, maar dat eiser het niet eens was met de medische beoordeling die aan de beslissing ten grondslag lag. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onvoldoende was en dat er geen informatie was opgevraagd bij de behandelend sector. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had verzameld en dat het medisch onderzoek aan de vereisten voldeed. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling niet onjuist was en dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, omdat de rechtbank geen aanleiding zag om te twijfelen aan de juistheid van de medische en arbeidskundige beoordelingen. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat de rapporten niet aan de vereisten voldeden, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.