8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte is bij de politie in beeld gekomen, nadat een door hem gebruikte personenauto (hierna: auto) is onderzocht naar aanleiding van een schietincident op 5 oktober 2021 te [plaats] . Uit het politieonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte een geladen vuurwapen voorhanden heeft gehad. Dit betrof een semiautomatisch wapen. Verdachte is met de auto (met daarin het geladen vuurwapen) naar de [locatie] in [plaats] gereden en heeft de auto daar geparkeerd. Kort daarna vond daar, op de [locatie] , een schietincident plaats waarvan [slachtoffer] het slachtoffer is geworden. Verdachte heeft verklaard dit slachtoffer te kennen. Hij is, nadat het incident had plaatsgevonden, ook naar het slachtoffer toe gelopen om hem te helpen. Verder heeft verdachte, toen hij in voorlopige hechtenis zat, een telefoongesprek gevoerd met het slachtoffer, waaruit lijkt te volgen dat zij weten waarom er op het slachtoffer is geschoten. De hiervoor geschetste omstandigheden waaronder bij verdachte een geladen semi automatisch wapen is aangetroffen, geven te denken. Verdachte heeft hierover geen openheid van zaken gegeven. Hij heeft weliswaar bij de behandeling in raadkamer verklaard dat hij het vuurwapen in het weekend voorafgaand aan dit incident in het bos heeft gevonden en dat hij dit wapen in zijn auto heeft neergelegd met het plan het wapen bij de politie in te leveren, maar de rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, gelet op voornoemde omstandigheden. Verdachte heeft dit bovendien pas voor het eerst bij de behandeling in raadkamer verklaard, terwijl niet valt in te zien waarom hij dit niet al meteen bij de politie heeft gedaan.
De rechtbank zal de omstandigheden waaronder verdachte het geladen vuurwapen aanwezig had, dan ook als strafverzwarend meewegen.
Verder overweegt de rechtbank dat het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt. Daarbij zijn ook (dodelijke) slachtoffers te betreuren. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan het met dat optreden nagestreefde doel bij te dragen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 30 juli 2021, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Vuurwapens zijn levensgevaarlijk, zodat daarom tegen het bezit daarvan streng dient te worden opgetreden.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte uit van een gevangenisstraf van acht maanden (pistolen/revolvers/geweren) en vijftien maanden (automatische wapens). Nu het vuurwapen dat verdachte voorhanden heeft gehad een semiautomatisch wapen betreft, ziet de rechtbank aanleiding om een hogere gevangenisstraf op te leggen dan acht maanden. De rechtbank neemt daarnaast als strafverzwarend in ogenschouw de hiervoor genoemde omstandigheden waaronder het wapen bij verdachte is aangetroffen en het feit dat door hem geen openheid van zaken is gegeven.
Gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en voornoemde strafverzwarende omstandigheden, ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de vordering van de officier van justitie en acht zij het opleggen van een gevangenisstraf van
12 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal op de voet van artikel 65, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de gevangenneming van verdachte bevelen en licht dat als volgt toe.
De ernstige bezwaren volgen uit dit veroordelende vonnis. Uit de omstandigheden is verder gebleken van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert. De rechtbank is, anders dan het Hof Arnhem-Leeuwarden op
22 november 2021 heeft beslist, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst weer schuldig zal maken aan strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld, waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd omtrent de achtergrond van het feit. Gelet op de inhoud van het politiedossier, zoals hiervoor reeds uiteengezet bij de overweging omtrent de op te leggen straf, heeft het er bovendien de schijn van dat verdachte zich in een milieu begeeft waarin men niet terugdeinst voor vuurwapenbezit en (vuurwapen)geweld. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de strafoplegging, alsmede de aanwezigheid van gronden voor voorlopige hechtenis, zal de rechtbank met onmiddellijke ingang de gevangenneming van verdachte bevelen.