ECLI:NL:RBMNE:2022:687
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een bedrijfspand, beoordeling van huurcijfer en kapitalisatiefactor
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een bedrijfspand, specifiek een casino/speelautomatenhal, gelegen in een winkelcentrum. De heffingsambtenaar had de waarde voor de belastingjaren 2018 en 2019 vastgesteld op € 2.400.000,-, gebaseerd op de huurwaardekapitalisatiemethode. Eiseres, de eigenaar van het pand, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en stelt dat de waarde te hoog is, met een bepleite waarde van € 1.513.000,-. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt door middel van taxatierapporten en een verweerschrift. De heffingsambtenaar heeft de huurwaarde van het pand bepaald op basis van het eigen huurcijfer van € 280.700,- per jaar, maar eiseres betwist dat dit huurcijfer marktconform is. De rechtbank overweegt dat een eigen huurcijfer in beginsel als uitgangspunt kan dienen, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat het niet zakelijk is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de huurprijs als zakelijk kan worden aangemerkt.
Daarnaast heeft eiseres de kapitalisatiefactor betwist, maar de rechtbank oordeelt dat de gehanteerde factor van 5,7% niet te hoog is en dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier heeft vastgesteld. De rechtbank heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat eiseres niet voldoende vergelijkbare gevallen heeft aangedragen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 2.400.000,- voor de belastingjaren 2018 en 2019 in stand blijft.